Twee jaar geleden , toen Sanne nog twee was, heb ik een hele wintersportvakantie samen met haar gekleid. Alleen maar slangetjes gedraaid, en die met een plastic mesje in stukjes gesneden. Zij gezellig dicht tegen mij aangeschurkt, vol bewondering voor haar oma, die zo creabea kon omgaan met klei. Overal op de tafel en op de grond lagen stukjes klei: droge irritante korreltjes die je met een beetje water weer enigszins tot ‘leven’ kon brengen. Het zat zelfs onder mijn nagels en in mijn haren, ontdekte ik na afloop van de vakantie. Dat nooit meer, dacht ik. Voor mij geen kleien meer!

Dus toen mijn dochter zodra ik binnenkwam me vertelde wat mij die woensdagmiddag te wachten stond, reageerde ik aanvankelijk nogal sceptisch. Toch niet weer, hè? En ja hoor: ‘Kijk eens wat jullie straks met oma gaan doen?’ Zij verdween met het pasgeboren jongste kleinkind naar boven en liet mij beneden met de twee andere kids achter om de nieuwe Play Doh klei-doos uit te pakken. Er zat het volgende in:

  • Drie bakjes met klei
  • Twee vellen met een zee afbeelding
  • Zes stempels, met een vis, een dolfijn, een schelp, een zeester, etc.
  • Kartonnen kaartjes met een cijfer en een afbeelding van wat er op de stempel stond, qua aantal overeenstemmend met het cijfer

Sanne en Veerle verdeelden direct de stempels, wat inhield dat Sanne onmiddellijk de zeester confisqueerde en Veerle zich doelbewust het zeepaardje toe-eigende. De andere vier bleven gemeenschappelijk bezit, hoewel Sanne duidelijk ook naar de dolfijn bleef lonken. Die inmiddels dan ook zoekgeraakt is.

Wij togen met zijn drieën aan het werk. De klei bleek deze keer veel prettiger kneedbaar. Niks geen slangetjes, nee, oma werd dringend gesommeerd om aan de pannenkoek te gaan. Op een pannenkoek kun je namelijk veel beter een stempel drukken. Tot mijn verbazing had Sanne opeens een heuse zeester tevoorschijn getoverd. Ze deed het zo snel en handig, dat ik niet eens in de gaten had hoe ze de kleidelen bij de sterpunten had weggehaald. Met het plastic mesje van de lunch, vermoed ik. Het kaartje legde ze ernaast, ter controle of de afbeelding echt goed klopte met haar eindresultaat. Uiterst tevreden zei ze: ‘Oma, wil jij nu ook een stempel op je voorhoofd?’ Natuurlijk onderging ik mijn nieuwe stempelavontuur, dat is nu eenmaal het lot van een woensdagoppasdagoma.  Wij bestempelde elkaar daarna helemaal onder en de klei gaf NIET af.

Veerle probeerde ondertussen of deze klei inderdaad net zo lekker smaakte als hij aanvoelde en at een stuk van haar zeepaardje op. Gelukkig wees haar oudste zus –tot Veerles afgrijzen, klikspaan, boterspaan,- mij op deze ‘wandaad’. ‘Zeepaardjes zijn toch niet om op te eten,’ zei ik vlug, terwijl ik me stiekem afvroeg of ik nu niet grote lulkoek zat te verkopen aan een tweejarige, misschien zijn gefrituurde zeepaardjes hemels van smaak, maar ze begreep wat ik bedoelde en stopte ermee. Niks aan de hand oma, ik leef nog en kijk eens, er is genoeg klei overgebleven om poppetjes te gaan maken. Onder haar toeziend oog maakten wij daarna hoofdje, lijfje, ledematen, ronde schoentjes, alles erop en eraan, zelfs slangehaartjes.

Minstens drie uur zijn we in totaal met kleien bezig geweest. We hadden zo’n gezellige vertrouwelijke knutselsfeer opgebouwd, dat Sanne mij opeens OOOOOOOOOOOM noemde, haar liefkozende manier om oma af te korten. Op precies hetzelfde toontje waarop ik vroeger de namen van mijn eigen kinderen afkortte om mijn zin door te drijven. Mijn dochter, inmiddels weer beneden beland met de baby in haar armen, kriegelde: ‘Je zegt toch geen oom tegen oma, Sanne?!’

Maar Sanne en ik begrepen elkaar. Samen kleien is heeeeel gezellig en dan mag zoiets omigs best.

Lees ook: Play-Doh-Touch Studio