Toen ik nog les gaf, voerde de school het beleid dat je in de grote pauze ouders te woord moest staan, als die via een post-it briefje op je locker om contact hadden verzocht. En ja hoor, de eerste de beste dag na de vakantie ontdekte ik al het beruchte gele papiertje. Zucht, ik was dit jaar niet eens mentor, de gegevens van alle leerlingen moesten we nog krijgen en nu al mocht ik gaan opbellen. Nu ben ik een mega braafje in dit soort dingen, dus ik ging naar de ruimte met de telefoonlijnen naar buiten en toetste het nummer in. Niemand thuis. De volgende dag hing er weer een post it briefje met hetzelfde nummer. Nu met een uitroepteken. Ik weer gehoorzaam aan de slag. Weer nul op het rekwest. Pas bij mijn derde poging kreeg ik contact. De moeder van het kind. Inmiddels hadden we alle informatie die voor ons niet-mentoren relevant was, al ingezien en begreep ik over welke leerling het ging. Een dyslectisch meisje. Ze zat in een bomvolle Havo-VWO klas en was al uitgebreid aan het puberen, met een paar BFF meiden om zich heen en een sliert jongens in haar kielzog.

‘U belt mij,’ begon ik voorzichtig. ‘Wat kan ik voor u doen?’ Ze wilde zo snel mogelijk een afspraak met me maken, zei ze,  om me uit te leggen dat haar dochter zwaar dyslectisch was. ‘Ja, dat weet ik al,’ legde ik haar uit. Nog steeds vriendelijk, want tja, klant is koning, he? ‘De school is net begonnen, een afspraak lijkt me niet echt nodig.’ O ja? Of ik dan wel wist wat dyslectie inhield? Natuurlijk wist ik dat. ‘Ik volg hierin het protocol van onze school,’ voegde ik eraan toe. ‘Meer kan ik voor uw dochter niet doen. Er zitten 31 leerlingen in mijn klas, die ook allemaal in die veertig minuten (zo lang duurde een les bij ons) mijn aandacht moeten krijgen. Dus vandaar.’ O, maar dan wist ik dus niet wat dyslectie inhield, concludeerde de moeder vinnig. Ik zuchtte. Daar ging mijn pauze. Dit nietes/wellis zou wel eens lang gaan duren. Ik kreeg helaas gelijk.

Op de eerste de beste ouderavond kwam deze moeder met opgestreken veren aanzeilen. Hoe kon het nou toch zijn dat haar kind zo slecht scoorde voor Nederlands? ‘Nou ja,’ probeerde ik geduldig, ‘niet alleen voor Nederlands. Voor al haar talen staat ze onvoldoende. Zelfs voor een dictee Duitse woordjes scoorde ze een één, terwijl u oorspronkelijk Duitse bent, heb ik begrepen. Misschien doet ze nog niet genoeg haar best?’ De moeder maakte een kribbig gebaar alsof ik irrelevante onzin zat uit te kramen. ‘Vorig jaar deed ze alles beter.’ Ik haalde inwendig mijn schouders op bij deze open deur. ‘Toen zat ze nog in de eerste. De tweede klas is altijd een stukje moeilijker. En het tempo ligt hoger. Er worden meer eisen aan de leerlingen gesteld.’ Ze schudde verontwaardigd haar hoofd. ‘Nee, het ligt aan u. AAN U! Vorig jaar was ze goed in grammatica en nu brengt ze er niets van terecht. U legt het niet goed uit.’ Nu is grammatica iets wat ik altijd heel erg leuk vind om te geven, ik maak er altijd een spelletje van, want dan onthouden de leerlingen het beter, heb ik ervaren. Haar aanval kwetste mij dus. Maar ik bleef uiterlijk kalm en vriendelijk en attent en aardig. Hoewel ik inwendig mijn drift voelde oplaaien: ze slorpte al mijn energie en tijd op. De volgende ouder stond al ongeduldig te wachten op een gesprek met mij. ‘Weet u wat we kunnen doen?’ stelde ik haar voor. ‘Ik zal uw dochter wat extra oefeningetjes meegeven, en die gaat u dan samen met haar maken. De theorie is heel simpel, alles wordt in het boek duidelijk uitgelegd. Dan kijk ik het werk in mijn pauze snel even na en vertel haar wat er wel of niet goed gegaan is en geef direct wat nieuwe  oefeningetjes mee. Wat vindt u hiervan?’ Ze staarde me aan, éen wenkbrauw hoog opgetrokken, alsof ik haar ter plekke geestelijk mishandeld had. ‘Daar heb ik helemaal geen tijd voor,’ zei ze langzaam, ‘en ook helemaal geen zin. Ik heb vier kinderen, moet u weten, we zitten midden in een verhuizing, we hebben namelijk net een nieuw huis laten bouwen en dat kost ook heel veel tijd. Nee. En bijlessen, daar doe ik ook niet meer aan. Die heeft ze op de lagere school al genoeg gehad.’

Aan het einde van het schooljaar haalde ze haar dyslectische dochter van school. Boos en beledigd dat we haar kind lager hadden ingeschat en met een zwaar onvoldoende rapport naar de HAVO stuurden.

Lees ook: Valsspelende kleuters