Laatst wandelden mijn echtgenoot en ik door het bos en memoreerden hoe leuk onze hond Saartje was geweest. Ik zeg met nadruk WAS, want we vroegen ons tegelijkertijd ook af wanneer we het beestje ook alweer hadden laten inslapen. ‘Alweer vijf jaar geleden!’ zeiden wij als een echt bejaard stel van route 66 tegen elkaar, ‘wat gaat de tijd toch snel.’

Vijf jaar geleden werd namelijk onze eerste kleindochter geboren. Sanne. Daarom kan ik me de datum ook zo goed herinneren. Saartje was toen al hoogbejaard, 14 jaar oud en ze was inmiddels zo gedementeerd als een ui geworden. De dierenarts beaamde mijn vermoedens, maar vertelde me dat er weinig onderzoek was gedaan naar demente honden en dat ze er eigenlijk ook geen medicijnen voor had. ‘Geduld hebben, mevrouw, tot u zelf de tijd rijp acht.’ Nou, geduld, daar had ik bakken vol van! Saartje bleef even lief en aanhankelijk als altijd, hoewel ze zelf het meeste last had van de warrigheid in haar kopje. Ze botste overal tegenaan, struikelde over haar eigen poten en raakte af en toe hopeloos verdwaald in onze tuin, iets wat ze vroeger dus nooit had gedaan. Maar opeens kreeg ze ook nog paniekaanvallen midden in de nacht, die duurden tot ik slaapdronken mijn bed uitschoof om haar gerust te stellen. Geen seconde kon ik bij haar vandaan, dan sloeg ze alarm alsof ze levend gegrilld werd op de barbecue. Heel zielig. Ging ik overdag even naar het toilet, dan bleef ze als een schildwacht voor de deur zitten wachten tot ik klaar was en begroette me uitbundig alsof ik drie weken was weggebleven. Zodra ik naar mijn werkplek ging om te schrijven, hobbelde ze naar haar mand en plofte neer, met een zucht van verlichting dat ze dit vermoeiende, hoogst eigenzinnige baasje NU EVEN NIET hoefde te beschermen tegen de haar zo ingewikkeld geworden buitenwereld. Als ik enthousiast riep ‘Ga je mee uit?’ staarde ze me met haar blinde ogen knipperend aan: ‘Herken ik daar een woord dat ik al eens eerder gehoord heb? Wat bedoel je met UIT? Klinkt allemaal erg vermoeiend. Nee, vandaag niet. Laat mij maar lekker liggen!’ Gelukkig bleef ze tot het laatst zindelijk, daar hoefde ik me dus niet druk om te maken.

Ik vroeg me af hoe ze zou reageren op ons eerste kleinkind. Ik besloot de ouderwetse manier van kennismaken te gebruiken: de luier! Ik liet haar voorzichtig aan Sannes volle luier ruiken. Ze snuffelde er een halve seconde aan en verdween toen rechtstreeks naar haar mand om daar de rest van de dag te blijven liggen. ‘Wat een putlucht!’ hoorde ik haar bijna denken. ‘Dat ik daar op mijn leeftijd aan moet ruiken, mijn ontlasting ruikt tenminste nog naar hondenbloemetjes. ’ Sanne die op een gegeven moment in de box haar misnoegen liet horen? Totaal geen reactie bij Saartje. Blijkbaar was ze toch veel dover dan ik dacht. Ik legde Sanne op het kleed bij onze voeten, zodat ze wat meer ruimte kreeg om te draaien en te bewegen. Saartje bleef in haar mand liggen, zo ver mogelijk uit de buurt van dat kleine alarmding. Na drie maanden van gedachtespinsels nam ik ten slotte met pijn in mijn hart het besluit om haar te laten inslapen. Bij ons thuis, op haar eigen kleedje. Toen de dierenarts binnenkwam, kwispelde ze heel even, blij dat ze een bekende geur opsnoof:  ‘Wat gezellig dat JIJ bij ons langskomt! Ja, ik ken je nog ergens van, maar de precieze datum weet ik niet meer. Je gaf me als ik weer wegging altijd een paar  lekkere hondenbrokjes mee, voor onderweg, dat herinner ik me nog goed.’

Negentien jaar geleden gingen mijn echtgenoot, onze jongste dochter en ik naar Limburg om het nest jonge hondjes te bezichtigen, waar Saartje er een van was. Toen ik haar voor de eerste keer zag, dook ze onder de bank en stoof weer tevoorschijn, met een sok in haar bek, gespitste oortjes en het staartje hoog opgeheven: ‘Tadatada, gevonden! Wie komt er meespelen?’ Dit tegen haar broertjes en zusjes. Ze was een opgewekt gangmakerte, een stoer brutaaltje. Altijd vrolijk, en vooral ook goed gezeglijk, haar baasje een plezier doen stond bij haar hoog in het vaandel. Dus toen ik veel later van dichtbij moest meemaken, hoe ze als oud dement hondje geen zin meer in haar leventje had, geen trek meer in haar hondenvoer en vooral geen belangstelling meer voor nieuwe elementen die haar rustige bestaantje hopeloos omvergooiden en eigenlijk eerder bedreigend overkwamen dan LEUK, wist ik dat ik een goed besluit had genomen. Ze was op. Ze mocht slapen.

Maar als je dan zo samen door het bos loopt en je komt er mensen tegen met vrolijke, dartelende honden die zich allemaal verheugen op de lente, op het voorjaar, op rennen en rennen en nog eens rennen, ja, dan zie je in gedachten toch weer Saartje meedoen: “Kijk  mij eens, tadatada!’ Een mooie herinnering.

Lees ook: brief aan mijn kleindochters