Volgend jaar ben ik alweer vijftig jaar getrouwd met een sportfanaat, een fanatieke hardloper. Tegenwoordig noem ik hem half spottend, half liefkozend mijn langpootmug, want hij heeft inmiddels een echt hardloopfiguur gekregen: tanig en gespierd met lange benen en geen grammetje vet op zijn lichaam. 

Het lijkt wel of het hardloopvirus plotseling besmettelijk geworden is: onze vier kinderen doen ook aan deze tak van sport mee. Behalve ik dan, maar ja, ik heb natuurlijk andere genen meegekregen, ha ha ha!

De hardloopwedstrijd

Met Hemelvaart hadden mijn echtgenoot en onze jongste dochter en haar twee kinderen zich ingeschreven voor de 10- of 1-km loop in hun stad. Hun papa en ik mochten mee als applausmachine. 

Ik had van thuis wat veiligheidsspelden meegenomen om het wedstrijdnummer op hun shirtje te spelden en met mijn neus er zo pal bovenop brandde het vier cijferige nummer van de kleinkids zich bijna automatisch op mijn netvlies vast. 

Schattig

De wedstrijd van de kleinkids was in de ochtend gepland. Ze wilden per se in hun eentje hardlopen, ZONDER begeleiding van een volwassene, ‘want wij zijn al vier en zeven, hoor! En weet je, oma, als we straks die ene kilometer gehaald hebben, dan krijgen we een heuse medaille EN OOK NOG EEN IJSJE!’ 

Het was druk in de stad. Veel fietsers en ouders met kleine kinderen en kinderwagens aan de zijkant van het afgezette parcours. Mijn echtgenoot en ik konden nog net op tijd een mooi plekje bij de drangrekken vinden om naar onze hardlopertjes te zwaaien. Maar we zagen alleen de kleinzoon voorbijrennen, zijn gezichtje vermoeid, zijn vierjarige benen als een soort turbo machinetje onder zijn lijfje bewegend en zijn blik op oneindig. Ik riep zijn naam en hij reageerde verrast. We hadden snel even oogcontact en daarna stak hij zijn aller aandoenlijkste kleine duimpje omhoog: Hoi oma, ik heb je wel gezien, hoor! Maar ik moet nu even doorrennen, richting mijn ijsje en medaille. Tot straks! Ik smolt.

Toen zochten we naar de kleindochter: nergens te bekennen. Onze dochter vertelde tussen neus en lippen door dat ze in het vak pal na de start was ingedeeld en dat we haar waarschijnlijk niet opgemerkt hadden. ‘Ik ga alvast naar de finish, hen ophalen!’ zei ze over haar schouder en weg was ze. Wij bleven rustig staan wachten.

Even later klonk er een stem door een megafoon: ‘Dames en heren, de hardwedstrijd voor de 1 kilometer is nu voorbij. Dank u wel voor uw aanwezigheid. Even nog een korte mededeling…’ waarna er een wedstrijdnummer opgenoemd werd, gevolgd door een door hem verbasterde naam en de korte vraag dat dit meisje graag bij de informatiewagen opgehaald wilde worden, of door of haar grootouders of haar ouders… 

Vreselijk

Ik herkende dit nummer en mijn hart stond bijna stil van schrik. Mijn kleindochter, verdwaald in deze grote mensenmassa… Waar moet je haar zoeken? Mijn gedachten gleden automatisch terug naar de film die we laatst gezien hadden, waarin een klein meisje van een jaar drie of vier tijdens een braderie gekidnapt werd door een eng stel en jarenlang gevangen was gehouden, a la Natasja Kamphues. Ik vond het toen een rotfilm, met veel goedkoop sensatiegedoe eromheen, maar ergens toch ook wel een beetje spannend. Ik heb hem dus uitgekeken. Maar helaas gebeuren dit soort akelige dingen ook in het echt. Nee nee, niet zo denken, alsjeblieft niet mijn kleindochter…

Voordat ik iets had kunnen doen, sprong mijn echtgenoot met zijn langpootmugbenen over de dranghekken en rende in de richting van de informatie-auto. Opa-de-grote-redder, haar ouders hadden door al het lawaai om hen heen de intercom nog niet eens gehoord. 

Ontdaan

Even later sloten we onze kleindochter in onze armen. Aan haar gezichtje kon ik zien dat ze even HEEL HARD had gehuild toen ze haar ouders niet zo snel had kunnen vinden. Gelukkig had een moeder zich over haar ontfermd en ging het balletje toen aan het rollen en doemde daar opeens haar STOERE hardloop-opa op. HOERA! En haar ouders kwamen ook heel snel bij haar. 

Ik had te doen met haar, voor een zevenjarige kan het best bedreigend overkomen als je te midden van al die mensen geen enkel vertrouwd gezicht meer ziet en je ook niet precies weet waar je naartoe moet om hulp te vragen. En ik zei als troost: ‘Geeft niks, hoor lieverd. Ik ben opa ook een keer in een heel grote winkel heel lang kwijt geweest. En ik heb mezelf toen ook laten omroepen.’ 

Op haar gezicht verscheen bijna per ongeluk een flauw glimlachje. 

‘Wat zeiden ze dan?’  

Ik dacht even na. 

‘Wil opa zich bij de informatiebalie melden, want oma wil uit de ballenbak gehaald worden.’ 

Of onze kleindochter dit verhaal echt serieus nam, betwijfel ik. Maar ze moest in ieder geval erg hard lachen. Het heerlijke vooruitzicht van de medaille en het ijsje hielpen ook verder mee om de scherpe randjes van haar schrik weg te halen.