Wat een mooi zinnetje om dit stukje gastblog mee te beginnen. Zo kan ik mezelf steeds meer aan het idee laten ‘wennen ’ dat ik inmiddels behoorlijk op de leeftijdsladder opgeschoven ben. Tegenwoordig realiseer ik me steeds vaker dat toen mijn moeder zeventig werd, ze al  ongeneeslijk ziek was en we er met zijn allen van overtuigd waren dat ze niet lang meer te leven had. Ten slotte stierf ze bijna volledig ‘plantaardig’. Helemaal weg van de wereld. Als ik nu in mijn omgeving mensen hoor zeggen ‘hij/zij had dit niet zo gewild’, voel ik altijd de schoolfrikkerige behoefte om daar tegenin te gaan. Maar ik doe dat dus niet. Waarom zou ik ook? Iedereen heeft recht op zijn eigen wijze van omgaan met het verdriet om het heengaan van een dierbare, en clichés kunnen daar een perfect hulpmiddel bij zijn. 

Onbereikbaar

Mijn moeder wilde deze lijdensweg uiteraard ook niet bewandelen, maar haar ziekte kwam gewoon op haar pad. Ze trok bij wijze van spreken een plastic jasje aan -onbereikbaar voor ons allemaal, hoewel je in het begin nog met haar kon communiceren- en gleed langzaamaan weg naar haar einde. Geen klacht kwam over haar lippen. Het enige wat ze een keer tegen me zei, waren de woorden: ‘Straks ben ik er niet meer. Dan zullen jullie om mijn dood verdriet hebben, dat weet ik, maar jullie kunnen allemaal voor jezelf zorgen. Ik ben niet meer nodig.’ Ik probeerde haar te overtuigen dat ze haar rol in het gezin zwaar onderschatte, maar ja, ze droeg al haar ‘plastic jasje’, dus mijn opmerking landde niet. Later begreep ik dat haar zogenaamde afstandelijkheid voor haar nodig was, omdat ze zelf ook van haar kinderen en kleinkinderen en echtgenoot afscheid moest kunnen nemen. 

Achter de klapdeuren

Ik heb nu dus bijna de leeftijd bereikt die zij had, toen ik haar op haar zeventigste verjaardag zag lopen en fietsen en praten en ik dacht: ‘ZE REDT HET ECHT NIET.’ Haar krachten namen zienderogen af. Als ze opstond van haar stoel, moest ze eerst als een vogeltje heen en weer wippen om vaart te maken en haar lichaam omhoog te hogen. Levensgevaarlijk! Een keer viel ze zich dan ook 16 hechtingen in haar hoofd. Toen ze ten slotte opgenomen werd in een gesloten tehuis (hoewel ze geen stap kon verzetten, dus weglopen zat er echt niet in, maar ja, daar was op dat moment plek), wilden de kleinkinderen oma niet meer bezoeken. Ze wilden liever de herinnering bewaren aan hoe ze vroeger was. Begrijpelijk. Mijn echtgenoot ging dan buiten met hen in het park wandelen en ik zat naast haar bed. Streelde haar arm, warmde haar handen. Heel soms herkende ze me, althans dat hoopte ik als ze in mijn hand kneep, en dan schoot ik vol. Blij om het gevoel van herkenning en verdrietig om ‘dit had zij niet zo gewild’-cliché.

Vreugde

Ik vroeg aan het personeel hoe ze hun werk, dit machteloze uitzichtloze verzorgen van zieke en oude mensen, konden volhouden. ‘Jij ziet je moeder, nu ze een slecht dag heeft,’ antwoordden ze, ‘maar wij maken ook mooie momenten met haar mee, dat je opeens een glimp ziet  van hoe ze vroeger is geweest. Laatst gaf ze ons een heerlijk recept van appeltaart.’

Ik was verbluft, want ik kon me niet herinneren dat mijn moeder OOIT een appeltaart gebakken had. Ze was geen zoetekauw. Tja, hoe goed ken je eigenlijk  je ouders?! 

Mijn enige conclusie? Ik kan vol trots zeggen dat ze een lieve moeder is geweest. Met of zonder appeltaart-recept.

Uitgelichte afbeelding: Shutterstock