Als kind was ik dol op Sinterklaas vieren. Dan heerste er altijd een gezellige spanning in huis, met overal gesloten kamerdeuren en  aangeplakte briefjes met GA WEG, NIEMAND MAG BINNENKOMEN. Achter de deur hoorde je dan allerlei verdachte geluiden die je niet kon plaatsen. Er werd binnen driftig aan een SURPRISE gewerkt, dat was in ieder geval duidelijk. Wij trokken altijd lootjes met surprise en gedicht.

Ik kan me nog goed herinneren dat mijn moeder me inwijdde in het GROTE geheim: Sinterklaas bestaat niet. Dat was vlak voor vijf december, ik zat toen nog als oudere kleuter in groep twee en voelde me heel groot, heel volwassen dat ik toen met de drie grote zussen mocht meedelen in dit grote-mensen-geheim. Mijn moeder vertelde het me omdat zij namelijk Sinterklaas was bij de kleuters en ze eigenlijk verwachtte dat ik haar zou herkennen en ik dat ten opzichte van de andere kleuters natuurlijk niet mocht laten blijken. Ze was voor een vrouw vrij groot en stevig gebouwd en kon best een zware stem opzetten en dit leek de Nutsschool destijds een goede oplossing voor het nijpende Sinterklaas-waar-ben-je-probleem. Uiteraard vergezeld van wat dartelende Zwarte Pieten. ‘En dan word jij door Sinterklaas naar voren geroepen,’ vertelde ze me, ‘en dan mag jij een versje voor hem, voor mij dus, opzeggen. Leuk idee?’ Ik knikte.

Ik ging onmiddellijk aan de slag met het volgende gedichtje, want dankzij het schooltje spelen met mijn drie oudere zussen kon ik in die tijd al lezen en schrijven.

HERFST IN HET BOS

Foei, wat een weer,

Bromde de beer.

Ik blijf thuis,

piepte de muis.

De vos zei: Regen?

Daar kan ik niet tegen.

’t Is om te huilen, krasten de uilen.

En dan die wind,

Zei het eekhoornkind.

’t Is bar en slecht,

Tikte de specht.

Maar de haas, die guit,

Ging doodgewoon uit.

Hij nam een blad

En legde dat

Over zijn oren

En werd niet nat.

Uit OP LICHTE VOETEN

J.T. staat onder het gedichtje. Wie dat was? Mij volstrekt onbekend.

De dag dat Sinterklaas bij de kleuters in de gymzaal zou komen, was ik bloedzenuwachtig. De grote dag van het VERSJE opzeggen was aangebroken! Toen ik ten slotte naar voren geroepen werd om mijn zinnen eruit te laten stromen, herkende ik op slag mijn moeder niet meer. Ik was zelfs ons grote geheim ter plekke vergeten! Want daar zat Sinterklaas, de enige, echte Sinterklaas, die me met zijn lieve bruine ogen glimlachend toeknikte dat ik mocht beginnen! De eerste zin zal door de zenuwen waarschijnlijk hakkelend en half onverstaanbaar geweest zijn. De rest van het gedichtje volgde vanzelf. Als in een trance en op mijn allermooist, met allemaal verschillende stemmetjes. Sommige kleuters hoorde ik ergens vaag in de verte iemand roepen van ‘Het is haar moeder!’ Maar ik was er op dat moment heilig van overtuigd dat dat niet waar was. Sinterklaas bestond echt, ik zag hem met eigen ogen.

Toen ik zelf kinderen kreeg, herhaalde de voorpret van de spanning zich. Elk jaar probeerde ik  –best moeilijk, met die vier kinderen zo pal op elkaar-  om het geheim zo goed mogelijk te bewaren. Vaak vertelden de klasgenoten aan elkaar hoe de vork in de steel zat en dan vond ik het toch altijd jammer dat er weer een gelovertje in ons gezin ter ziele was. Bij de jongste lukte het me wonder boven wonder om het lang vol te houden: ze overleefde Sint in groep twee, groep drie.  Haar hele klas geloofde toen allang niet meer, maar zij haalde haar schouders op en zei dat ze allemaal stom waren en zich vergisten. Dat ze door iedereen uitgelachen werd, deerde haar niet. Sinterklaas bestond, punt uit. Op een gegeven moment besloot ik toch ‘in te grijpen’. Ergens in maart, april riep ik haar –ze was van oktober en toen dus ruim zeven- bij me en legde haar het hele verhaal uit. Ze viel stil en keek me met grote ogen aan. ‘Hebben jullie mij AL DIE TIJD voor de gek gehouden?’ Ik knikte. Zo wilde ik het niet speciaal noemen, dat waren haar woorden, maar ja, als daarmee het kwartje bij haar viel, dan moest dat maar. Tot mijn ontsteltenis barstte ze toen in dikke tranen uit. ‘Ik vond het altijd zo’n leuke dag, mama,’ snikte ze. ‘Had je niet nog een jaartje kunnen wachten? Dan had ik het nog een keer kunnen meemaken.’ Hmmm, voer voor mijn schuldgevoel dat ik het misschien anders had moeten aanpakken?! Moederlijke twijfels.

Lees ook: een logeerpartijtje