Laatst kreeg mijn jongste dochter haar eerste kind. Mijn vierde kleinkind, heel bijzonder. Toen mijn schoonzoon mij ’s morgens om negen uur belde om me te vertellen dat de avond daarvoor haar vliezen gebroken waren en dat ze nu op het punt stonden om naar het ziekenhuis te gaan, had ik geen rust meer. De hele dag liep ik als een kip zonder kop door het huis te banjeren en er kwam niets uit mijn handen. Hoe waar is het cliché dat je dan het liefst zou willen zeggen: ‘Ach joh, ik neem die bevalling wel even van je over. Ik weet uit ervaring welke pijn en narigheid je nu te wachten staat en ik weet ook dat je als vrouw daar doorheen moet, om straks het eindresultaat in je armen te mogen houden. Laat mij het maar voor je doen.’

Mijn tweede tangbevalling

Toen ik zwanger van de tweede (Miriam) was, moest ik vanwege de medische indicatie naar de gynaecoloog. Gelukkig in een andere stad en een ander ziekenhuis. Toen ik hem mijn verhaal over de vorige zwangerschap en tangbevalling vertelde, had hij blijkbaar in de gaten hoe wantrouwend ik was geworden, want hij zei bedaard: ‘Dit wordt een nieuwe start, mevrouw. We laten het verleden rusten (tangbevalling) en ik garandeer u dat het dit keer veel beter zal gaan.’ Gedeeltelijk klopte het, ik voelde me goed en de zwangerschap verliep normaal. Maar zodra mijn verlofperiode inging, kreeg ik opeens voortijdige weeën. Om complicaties te voorkomen moest ik helemaal plat. Of thuis, of in het ziekenhuis. Ik koos voor mijn eigen veilige nest, dat kon toen nog, met gezinshulp overdag voor de peuter van ruim één jaar. Op zich geen ramp, de baby groeide in mijn buik voorspoedig verder en de weeën bleven goed onder controle. Tot twee weken voor de bevalling.

Er was zoveel bloed

’s Nachts werd ik wakker en voelde een golf vocht tussen mijn benen. Ik dacht dat mijn vliezen gebroken waren. Maar toen ik de dekens opsloeg, bleek het een grote plas bloed te zijn en op hetzelfde moment voelde ik ook geen leven meer. Paniek bij ons. Hier waren we dus bang voor geweest: een placenta die voortijdig los zou zijn gegaan. Snel oppas voor de peuter geregeld en hup met zijn tweeën in diepe grafstemming naar het ziekenhuis. Ik was ervan overtuigd dat de baby inmiddels doodgegaan was. Of anders zwaar gehandicapt geworden. Tweede golf bloed in de auto, dwars door alles heen op mijn stoel, want we hadden er in alle haast natuurlijk niet aan gedacht om een vuilniszak ter bescherming onder mij te leggen. Een derde golf in het ziekenhuis. Toen wist ik het zeker: dit wordt foute boel, ik baar straks een dood kind. Geen seconde stond ik er bij stil dat het ook weleens mijn eigen bloed zou kunnen zijn dat ik verloor. De dienstdoende gynaecoloog wist mij meteen gerust te stellen: ‘En nu naar de monitor luisteren mevrouw, hoort u de hartslag? Ja, goed luisteren: die snelle is van uw baby. Uw baby leeft nog.’ Ik dolblij. Met het kind was dus alles in orde, en ach, bij mij een paar litertjes bloed meer of minder, dat maakte mij niet zoveel uit.

Eventjes wat paniek

Toen begon de bevalling, weer met weeën opwekkers en een stickertje op het hoofd van de baby om de hartslag te meten. Alles ging goed, tot opeens de hartslag acuut wegviel. Grote paniek in de verloskamer bij de gynaecoloog en het verplegend personeel. ‘Waar is het vacuüm apparaat?’ Ja, dat deed het even niet. Dan maar weer een tangbevalling, blijkbaar had ik daar een abonnement op. Gelukkig nu met een lage tang, hoewel ik tot aan de kringspier uitscheurde. ‘U boft dat we die straks niet ook hoeven te hechten, nu geneest u veel mooier.’ De oorzaak van dit alles? Achteraf bleek het stickertje van het hoofdje te zijn losgeschoten. Pure pech dus.

Wachten duurt lang

Om kwart over drie ’s middags kreeg ik een snel whatsappje van mijn schoonzoon dat ze nu echt met de laatste loodjes bezig waren. Het duurde alleen wat langer dan ze hadden gedacht. Daarna weer windstilte.

Om kwart voor zeven sprongen mijn echtgenoot en ik in de auto om alvast naar het ziekenhuis te gaan, dat een uur rijden van ons vandaan lag. Het was ons inmiddels wel duidelijk dat er iets aan de hand moest zijn. Maar wat? We zwegen onderweg. De stille was beter te verdragen dan dat we krampachtig een gesprek probeerden gaande te houden. Allerlei doemscenario’s borrelden ondertussen bij mij op. Herinneringen over de tangbevalling ook. Af en toe voelde ik de tranen in mijn ogen springen bij mijn eigen enge gedachtes, ik had eigenlijk best zin om een klein deuntje te huilen, maar ik wist mij te beheersen. Gelukkig kregen we tien minuten voordat we arriveerden het verlossende telefoontje: ‘Jullie kleindochter is zojuist geboren, een klein sterrenkijkertje. Met een keizersnee.’

De opluchting die ik voelde toen ik even later mijn dochter zag, helemaal bij en blij, met haar jong als een leeuwin in haar armen vastgeklemd, is niet te beschrijven.

Lees ook: mijn vader was bij de bevalling