Een van mijn dochters vroeg me naar de bekende weg: ‘Wij willen graag deze zaterdag SAMEN iets leuks doen. Of jullie…?’

Natuurlijk stemden we in, op de standaard voorwaarde dat we oppassen geen probleem vinden als de kids bij ons gebracht worden. We hebben niets voor niets een speciale speelkamer voor hen ingericht. Als twee slaperige marmotjes werden de mannetjes door hun ouders de avond tevoren bij ons binnengebracht. ‘Lieve oma,’ mompelde de tweejarige half in zijn slaap. Zijn jongere broertje was allang in dromenland en merkte niets van de overhevelingsactie vanuit de auto.  

Hup, spelen!

De volgende morgen werd ik gewekt door enorm gemorrel aan onze slaapkamerdeur. Voor de zekerheid doe ik die ’s nachts als we logés hebben altijd op slot, omdat ik me een keer de tandjes ben geschrokken toen er plotseling heel vroeg in de morgen twee kleinkids hand in hand naast mijn bed stonden, met de woorden: ‘Ze vroeg naar jou, oma!’ ‘Oma slaapt nog, lieverd,’ hoorde ik mijn dochter in de verte opmerken. Nou nee dus, nu niet meer. 

Nauwelijks had ik mijn hoofd om de hoek van de keuken gestoken, of mijn hand werd onverbiddelijk vastgegrepen en de tweejarige sleurde me mee in de richting van de speelkamer. ‘Hup, zitten, lieve oma! Spelen!’

Het concert

Met spelen bedoelde hij onze traditionele ochtendserenade: lawaai maken met een blokfluitje, een houten trommeltje en een soort mengbord met twee bekkens, een xylofoon, een triangel en ernaast een plastic trommeltje. Hij had een enorme groene snottebel die ongeveer naar zijn kin begon te kruipen. Vlug veegde ik dit remspoor weg en mompelde als een spartelende vis aan een haakje: ‘Ik ben net wakker. Eerst koffie.’ Maar daar had hij natuurlijk geen boodschap aan. Alsof ik zijn opdracht niet goed begrepen had, ach ja, die domme oma toch, liet hij me eerst zien HOE ik nou precies op de blokfluit moest blazen en duwde toen het houten uiteinde ondersteboven gedraaid in mijn mond. Met remsporen en al, tot mijn afgrijzen. Daarna pakte hij twee plastic dekseltjes van twee pannetjes en gebruikte die als bekkens. ‘La la la la, olifantje,’ begon hij er alvast bij te zingen. Zijn broertje van een zat ook al in de starthouding om de metalen ijscoupes tegen elkaar te slaan. Maar ja, waar bleef oma’ s inbreng? Waarom ging die plotseling als een malle het houten uiteinde van die prachtige blokfluit schoonvegen?  Nogmaals deed hij me voor hoe je dat ding ondersteboven gedraaid in je mond moest steken, om hem direct daarna met nieuwe verse remsporen nog dieper in mijn keel te proppen. 

Het eindresultaat

Toen we ten slotte overeenkwamen dat mijn methode van fluiten ook acceptabel was, konden we officieel beginnen. Onze eerste muziekpoging duurde alleen niet lang, want hij eiste dat ik nu ook ging multi tasken: Zingen en fluiten tegelijk. Een mission impossible. Uiteindelijk maakten we de deal dat ik alles om de beurt mocht doen. Dan krijg je wel een verhaspeld in stukken geknipt vreemd liedje, maar dat kon bij hem de pret niet drukken. Hij bleef met verve zijn bekkens tegen elkaar aanslaan. Zijn jongere broertje was inmiddels allang afgeleid door de garage en de autootjes en liet de rest van het muziek maken aan ons over. Ons samenspel was geweldig, zelfs de sinterklaasliedjes kwamen weer voorbij.

Ik was meteen klaarwakker. 

Lees ook: het kwam allemaal weer naar boven