Papa regelt (bijna) alles, maar de was blijft liggen

Je ligt onder een dekentje op de bank, met een kruik tegen je buik gedrukt en een wc-rol strategisch binnen handbereik. Niet omdat je nu eindelijk eens aan jezelf toekomt, maar simpelweg omdat je letterlijk niks meer kunt. Alles doet pijn, je maag keert zich bij elk geluid van een hoestend kind en de geur van lauwe cola maakt je al misselijk. Het hele gezin is ziek. De kinderen spugen afwisselend op de vloer, op zichzelf of – met pech – op jou. En jij? Jij bent ook ziek. Maar je mag nog steeds nadenken, luisteren, troosten en af en toe richting de wc kruipen.

Gelukkig is papa nog fris en fruitig. Een zeldzaam fenomeen in tijden van buikgriep. Hij regelt de crackers, en tilt de kleintjes van bed naar bank en weer terug. Maar één ding doet hij niet. Nee, daar ligt zijn grens: hij komt niet aan de was. En terwijl jij probeert niet om te vallen, spoken de volgende gedachten door je hoofd:

1. Waarom is er niemand die zegt: ‘Ga jij maar slapen, ik regel alles’?

Je lichaam is duidelijk klaar met je. Je maag maakt geluiden waar een remix van te maken valt en je armen voelen alsof ze van rubber zijn. En tóch, terwijl je half liggend probeert te herstellen, blijft je hoofd aan staan. Je vraagt je af of kind 3 al een schone pyjama aan heeft, of het bed van kind 2 inmiddels weer opgedekt is en of er nog genoeg wc-papier is. Ziek zijn is één ding, ziek zijn als moeder is gewoon een soort fulltime mentaal management met een koortsig hoofd.

2. Waarom lijkt die wasmand me uit te lachen?

Papa doet z’n stinkende best. Echt. Hij zorgt, troost, smeert toastjes en leest voor met de geduldige stem van een yogaleraar. Maar de was? Die laat hij strategisch links liggen. Dat is nou eenmaal ook de afspraak tussen ons. Maar het voelt op zo’n moment alsof hij denkt: “Als ik lang genoeg wacht, lost het zich vanzelf op.” Ergens heeft hij wel gelijk, want ooit word ik weer beter. Ondertussen groeit die wasmand uit tot een monument van natte handdoeken, spuugpyjama’s en mysterieuze lapjes stof die ooit kleding waren.

3. Waarom is er geen back-up moeder beschikbaar voor dit soort noodgevallen?

Op dit soort momenten droom je van een soort reserve-moeder. Iemand die op magische wijze verschijnt als jij instort. Die moeiteloos emmers aanpakt, kinderen verschoont en de dekbedden in de juiste hoes weet te wurmen zonder daar eerst op te vloeken. Maar nee hoor. Je bent de enige ‘mom in charge’, ook al lig je erbij als een natte vaatdoek. Denk ook niet dat ik mijn eigen mama zo ver krijg om naar ons toe te komen. En ik herinner mij een vakantie dat zij er helemaal alleen voor stond. Ik heb de papa nog, die echt veel doet.

4. Mijn kinderen ruiken inmiddels allemaal naar zuur, stress en ongemak

Normaal ruiken ze naar koekjesdeeg, buitenlucht en kindergeheimen. Nu zijn het kleine zwetende hoopjes ellende die zich aan je vastklampen, zelfs als jij net terug strompelt van je eigen wc-bezoek. En hoe beroerd je je ook voelt, je wilt ze toch troosten. Met een emmer in de ene hand en een semi-geloofwaardige glimlach op je gezicht.

5. Waarom kan ik niet gewoon ziek zijn, zonder dat iemand op me klimt?

Ziek zijn zonder kinderen is ook ellendig, maar dan mag je tenminste gewoon kreunen en series kijken. Nu lig je ziek te zijn terwijl een kleuter op je buik kruipt met de mededeling dat hij ‘misselijk is’ – wat meestal betekent: komende spuuug-alert. En dus spring je op, over je eigen grenzen heen, de wc in de aanslag.

6. Papa doet zijn best

Je bent hem écht dankbaar. Hij doet het allemaal. Maar dan heb je nog het grote mikspel: het moment waarop een kind roept “ik moet spuugen!” en jij of – in dit geval gelukkig – papa een sprintje moet trekken om de emmer, kom, teiltje of willekeurige plastic bak op tijd onder dat kleine gezichtje te krijgen. Het is een race tegen de klok, met een zieke kleuter die plots besluit óf recht vooruit te kotsen, óf haar hoofd razendsnel de andere kant op te draaien. En dan mist zij dus de bak. Natuurlijk mist zij de bak. Want kinderen zijn nóóit zo goed in richten als wanneer ze je net hebben aangekeken met een glimlach vol liefde. Papa doet z’n uiterste best, maar ook hij is niet sneller dan het moment waarop een kind besluit dat de vloer toch echt fijner spuugt dan een bak.

7. Als ik ooit weer energie heb, ga ik alles wassen of een vuurtje stoken

Je fantaseert nu al over het moment dat je weer rechtop kunt zitten zonder dat je de wc moet halen. En als het zover is? Dan ga je wassen. Alles. Lakens, handdoeken, pyjama’s, knuffels, je eigen waardigheid. Of je gooit het gewoon allemaal op een grote hoop in de tuin en begint opnieuw. If only I could…

8. Ik weet niet meer of ik honger heb of gewoon emotioneel ben

Tussen de misselijkheid door voel je af en toe een soort raar hongerig gevoel. Of is het eenzaamheid? Of frustratie? Moeilijk te zeggen. Je eet een cracker. Je huilt een beetje. En je besluit dat emoties beter te verteren zijn met een droge toast en een slok cola light.

9. Waarom is alles nat? Alles. Altijd.

Je loopt – strompelt – door het huis en merkt op dat werkelijk alles vochtig is. Lakens, sokken, de vloer,, kinderen. Zelfs spullen die niets met de pandemie in huis te maken hebben, lijken vochtig te zijn geworden. Alsof het huis zelf meeleeft in dit ziekepietendrama.

10. Toch voel ik ergens… dat we dit samen doen

Je ligt daar, met je vette haar en je trui binnenstebuiten, en kijkt naar papa die met twee kinderen onder zijn armen balanceert en vraagt: “Is deze emmer gebruikt?” Je hoort jezelf een soort grom als antwoord geven, en tóch voel je het. We zijn een rommelig, ziek, maar liefdevol team. Eén dat zelfs zonder wasmachine-skills de boel weet te redden.

En zodra de geur van zuur verdwijnt, de lakens weer droog zijn en je lichaam niet meer voelt als een wrak, weet je het zeker: dit verhaal wordt later met veel detail verteld op verjaardagen. Uiteraard door jou. Met gevoel. En misschien een hint richting papa dat wasmachines echt niet bijten. Maar in the end zou ik het zeker niet zonder hem hebben kunnen doen.