Twaalf lesuren werkte ik destijds, verdeeld over vier klassen. Het kostte me de grootste moeite om zelf te mogen bepalen op welke dagen mijn lesuren ingeroosterd zouden worden. Je mocht een voorkeursdag aankruisen, maar het hing van de roosterbelasting af of je verzoek daadwerkelijk gehonoreerd werd. Elk jaar vond ik het bloedspannend hoe mijn rooster eruit zou zien. Mijn voornaamste wens was altijd: woensdag GEEN les, in verband met het oppasprobleem rond de kinderen. Met drie vrouwelijke collega’s hebben we dan ook een keer het Naaldhakkencomité opgericht. Er waren destijds niet zo veel vrouwen die met kleine kinderen bleven doorwerken. ‘Gewapend’ op onze naaldhakken stiefelden we toen de rectorskamer binnen, om hem ervan te overtuigen dat het voor ons werkende vrouwen met kleine kinderen heel heel belangrijk was dat we de woensdag uitgeroosterd zouden worden. Zijn argument: ‘Als iedereen dat vanwege zijn kinderen wil, gaat dus op woensdag de school dicht.’ Wij barstten in hilarisch lachen uit en riepen dat dat niet ons probleem was. Waarom zouden de MANNEN per se bij hun kinderen willen zijn op woensdag? ‘Omdat hun vrouwen op die dag willen werken,’ was zijn volgende opmerking. Ook daar hadden wij niets mee te maken, hielden we vol. ‘Wij willen woensdag VRIJ!’ Wij kregen uiteindelijk onze zin en ik noemde de woensdag voortaan LEUKE WOENSDAG, ongeacht wat ik met de kinderen op die dag ging ondernemen.

Een dierbare herinnering heb ik aan het bioscoopje spelen. We hadden toen nog geen videorecorder, maar gelukkig kon je in ons dorp zo’n apparaat met een video erbij huren. Eens in de zoveel tijd organiseerde ik voor de kids een soort ‘thuisbioscoop’. Eerst gingen we met zijn vijven overleggen welke film het zou worden. Hij moest uiteraard geschikt zijn voor alle leeftijden, zonder al te veel geweld erin, met toch een beetje leuk verhaal. Voor elk wat wils dus. Daarna mocht elk kind twee of drie kinderen uit de klas of buurt uitnodigen voor ons bioscoopje. Vervolgens liet ik hen toegangsbewijzen maken, geld knippen en vooral telefonisch uitnodigen: ‘Jij moet erbij zijn, hoor! Zonder jou is het vast een stuk minder leuk.’ Met zijn vijven snoep kopen, in zakjes verdelen, limonade inschenken, stoeltjes naar boven slepen en de ouderslaapkamer in gereedheid brengen. Want daar stond de televisie. Ten slotte de taken verdelen. Wie doet open en verkoopt de tickets? Wie deelt van tevoren het ‘geld’ uit? Wie brengt iedereen naar boven naar zijn/haar plaats? Wie ‘verkoopt’ in de pauze het snoep/de limonade?

De voorpret was bij de kids enorm. Hun spanning groeide bij elke voordeurbel, terwijl ik boven nog verwoed bezig was om alle pluggen in de juiste opening van de televisie te steken. Een keer moest de videorecorder op het nippertje omgeruild worden, omdat het apparaat kapot bleek te zijn. De zoon pijlsnel op zijn fietsje heen en weer, met de videorecorder hotseklots onder zijn snelbinders.

Als ik nu terugdenk aan al die in rijen opgestelde stoeltjes, al die gezichten opgeheven naar de televisie, aan de lucht van gestorven engeltjes die in de slaapkamer hing, met de ramen en de gordijnen dicht, dan bekruipt mij een gevoel van weemoed. Het was toen zo’n andere tijd! Maar in mijn gevoel lijkt het nog zo kort geleden. En met Netflix en HBO en dergelijke heb je zoveel films binnen handbereik dat de kinderen van nu waarschijnlijk geen behoefte hebben aan dit soort ouderwetse thuisbioscoopgedoe.

Lees ook:  cliches uit de oude doos