Een tangverlossing? Zo eindigde de eerste zwangerschap. Maar ook dat had een geschiedenis. Vijf keer ben ik namelijk zwanger geweest, en al die vijf keren heb ik braaf toen ik ruim overtijd was een zwangerschapstest bij de drogist gekocht en thuis geprobeerd. Met altijd hetzelfde resultaat: negatief, terwijl ik achteraf toch zwanger bleek te zijn.

Het ging niet vanzelf

Bij mijn eerste zwangerschap (na de ovulatie stimulerende medicijnen) voelde ik me anders, niet helemaal mezelf, en verloor ook wat bloed. Ik naar de huisarts en legde hem uit dat ik inmiddels ruim twee weken overtijd was bla bla bla. Hij verdween met mijn ochtendurine naar zijn minilabje. ‘Gefeliciteerd, u bent zwanger!’ Ik ging met verwarde gevoelens naar huis. Enerzijds was ik enorm blij dat het ons gelukt was, anderzijds realiseerde ik me ook hoe dun het draadje van geluk kan zijn, want de avond daarvoor had mijn echtgenoot zijn auto finaal total loss gereden. Gelukkig was het met hem goed afgelopen, anders was ik dus een jonge zwangere weduwe geweest.

Ik was er helemaal klaar voor

Vroeger kreeg je in het onderwijs verplicht acht weken voor de uitgerekende datum zwangerschapsverlof. Een ruime periode om alles in orde te maken, iets waar ik me op verheugde. De zwangerschap verliep ondanks het beetje bloedverlies in het begin voorspoedig, ik voelde me goed en had het idee de wereld aan te kunnen. En de bevalling? Ach, die schoof ik eigenlijk voor me uit, er waren zooooveel vrouwen me in het baren voorgegaan, waarom zou ik dat niet ook kunnen? Mijn oudere zusje had me trouwens ook uitgebreid voorgelicht wat me allemaal te wachten stond en ik had zwangerschapsgym gedaan en ik was jong en gezond. Wat kon er dan nog mis gaan? Een onnozele gedachte, ik weet het.

Er ging toen al veel mis

Vier weken voor de bevalling kreeg ik een acute kaakwortelontsteking. Erg pijnlijk, met behoorlijke koorts. Naar de tandarts, voor een spoedbehandeling. ‘Dit moet je serieus nemen,’ waarschuwde hij. ‘Je moet het aan de gynaecoloog melden.’ Dat heb ik braaf gedaan. ‘Ach, nu bent u toch weer gezond?’ was zijn reactie. Ja, dat klopte.

Ik begon steeds minder leven te voelen. Toen ik dat bij de volgende controle meldde (andere gynaecoloog, de mijne was inmiddels met vakantie), wuifde hij mijn informatie weg. ‘Niet ongerust worden. Dat zie je wel vaker, als je tegen het einde loopt. Dan heeft de baby minder ruimte in de baarmoeder.’ Ik vond zijn verhaal logisch klinken. Maar toch zat het me niet helemaal lekker. De spartelpret was duidelijk zwakker aan het worden.

IMG_2884

Ik had al ontsluiting!

Tijdens de laatste controle, twee weken voor de uitgerekende datum, bleek ik al drie centimeter ontsluiting te hebben. Ik was megatrots. Hoera, nu zal het niet lang meer duren! Nog snel even mijn haar laten doen. Nog nooit heb ik zo kort bij de kapper gezeten, de man deed beslist mee aan het wereldrecord snel knippen! ’s Nachts braken de vliezen. Pikzwart vruchtwater. Wij naar het ziekenhuis. Daar werd ik direct aan de weeën machine gelegd. Niets. Infuus ingebracht en in no time kwam er een ware weeën storm op gang. Toen ik uiteindelijk mocht persen, ging de conditie van de baby in hoog tempo achteruit. Stress bij degene-in-opleiding die de bevalling deed. De gynaecoloog moest maar snel opgepiept worden. Een struise dame kwam binnenzeilen. Ze riep: ‘O, ik ben mijn leesbril vergeten!’ Ik kan me nog herinneren dat ik toen dacht: ‘Wat ben jij een sukkel. Wat moet ik met deze informatie?’ Maar alleen al door haar prominente aanwezigheid kreeg ik het heilige vertrouwen dat het nu vast goed zou komen.

De tangverlossing

Toen het vacuumapparaat om de een of andere reden niet bleek te werken, besloot ze over te gaan op een tangverlossing. Alsof ik een kermisattractie was, stroomde de verloskamer opeens vol. Een tangverlossing met een hoge tang is blijkbaar iets heel bijzonders waar iedereen getuige van wil zijn. Daar lag ik wijdbeens, met een kring van mensen om mij heen, mijn voeten op de rand van het bed, mijn echtgenoot aan mijn hoofdeinde om me onder mijn armen vast te houden, met de gynaecoloog voorzichtig trekkend aan de tang om het kind uit mijn lichaam te krijgen. Er flitste toen door me heen dat ik een keer bij de buurboeren een bevalling van een kalfje had gezien. De mannen hadden een touw om zijn poten gebonden en sjorden het jong uit de koe. Ik herinnerde me dat de koe toen op een heel speciale manier aan het loeien was en dat ik oprecht medelijden met haar had. En hier lag ik nu op dezelfde manier te kijk en ik gaf geen kik, ik was helemaal overdonderd door wat er met mijn lichaam gebeurde door de tangverlossing. Alsof je uit elkaar gescheurd werd, zo voelde het! Gelukkig was de ellende snel voorbij. De gynaecoloog liet me de baby zien, een in elkaar verschrompeld bleek wezen dat onder de groene smurrie zat en geen kik gaf. ‘Gefeliciteerd, u heeft een dochter.’

Toen stroomde de verloskamer plotseling weer leeg, op één verpleegster na die bij mij moest blijven. Omdat ook de couveuse niet bleek te werken, werd onze dochter in aller ijl naar een andere afdeling waar allemaal prematuurtjes lagen gebracht, met mijn echtgenoot in haar kielzog. Ik had haar geen seconde mogen vasthouden of aanraken. Ze was gewoon WEG en ik had totaal geen idee hoe het met haar ging. Toen ze ten slotte door de kinderarts onderzocht werd, bleek ze driekwart van haar bloed verloren te hebben. Dat was om de een of andere onverklaarbare reden heel geleidelijk aan tijdens de zwangerschap via de placenta naar mij teruggestroomd. Om zoveel mogelijk bloed naar de hersens te blijven pompen, had ze er zelfs een vergroot sporthartje door ontwikkeld. De kinderarts wist toen nog niets van mijn kaakwortelinfectie, maar besloot om haar preventief antibiotica toe te dienen, tegelijk met een bloedinfuus. Wat destijds haar redding is geweest. Dat hoorde ik allemaal achteraf.

Lees ook: het kwam allemaal weer naar boven

Na zes weken belde mijn tandarts op. ‘Ik heb de uitslag van je placentaonderzoek ontvangen. Wat moet ik ermee?’ Het ziekenhuis had de adressen van de tandarts en de huisarts met elkaar omgewisseld.

Toch weer een zwangerschap?

‘Nu zul je toch wel even wachten voordat je een tweede zwangerschap aandurft,’ zeiden de collega’s op school toen ik na mijn verlofperiode weer aan de slag ging. Ik haalde mijn schouders op. Nee, waarom zou ik? Misschien moest ik straks weer aan de ovulatiepillen en dan kon het best wel weer een tijdje duren voordat ik opnieuw het hele traject had doorlopen. Niet wetend dat ik inmiddels zo vruchtbaar was geworden dat de leerlingen vijf opeenvolgende jaren tegen elkaar zouden zeggen: ‘O, heb je haar als lerares? Die maakt het jaar nooit uit, die is altijd zwanger.’

De biologische drang om kinderen te krijgen is blijkbaar zo groot, dat je dit soort tangverlossing ervaringen gemakshalve in je geheugen parkeert en weer vol vertrouwen uitkijkt naar de tweede zwangerschap. Want het eindresultaat groeide en bloeide inmiddels voorspoedig op tot een dikke tevreden baby en we voelden ons helemaal happy met ons kleine gezinnetje-in-wording.

Mijn tweede tangbevalling

Toen ik zwanger van de tweede (Miriam) was, moest ik vanwege de medische indicatie naar de gynaecoloog. Gelukkig in een andere stad en een ander ziekenhuis. Toen ik hem mijn verhaal over de vorige zwangerschap en tangbevalling vertelde, had hij blijkbaar in de gaten hoe wantrouwend ik was geworden, want hij zei bedaard: ‘Dit wordt een nieuwe start, mevrouw. We laten het verleden rusten (tangbevalling) en ik garandeer u dat het dit keer veel beter zal gaan.’ Gedeeltelijk klopte het, ik voelde me goed en de zwangerschap verliep normaal. Maar zodra mijn verlofperiode inging, kreeg ik opeens voortijdige weeën. Om complicaties te voorkomen moest ik helemaal plat. Of thuis, of in het ziekenhuis. Ik koos voor mijn eigen veilige nest, dat kon toen nog, met gezinshulp overdag voor de peuter van ruim één jaar. Op zich geen ramp, de baby groeide in mijn buik voorspoedig verder en de weeën bleven goed onder controle. Tot twee weken voor de bevalling.

Er was zoveel bloed

’s Nachts werd ik wakker en voelde een golf vocht tussen mijn benen. Ik dacht dat mijn vliezen gebroken waren. Maar toen ik de dekens opsloeg, bleek het een grote plas bloed te zijn en op hetzelfde moment voelde ik ook geen leven meer. Paniek bij ons. Hier waren we dus bang voor geweest: een placenta die voortijdig los zou zijn gegaan. Snel oppas voor de peuter geregeld en hup met zijn tweeën in diepe grafstemming naar het ziekenhuis. Ik was ervan overtuigd dat de baby inmiddels doodgegaan was. Of anders zwaar gehandicapt geworden. Tweede golf bloed in de auto, dwars door alles heen op mijn stoel, want we hadden er in alle haast natuurlijk niet aan gedacht om een vuilniszak ter bescherming onder mij te leggen. Een derde golf in het ziekenhuis. Toen wist ik het zeker: dit wordt foute boel, ik baar straks een dood kind. Geen seconde stond ik er bij stil dat het ook weleens mijn eigen bloed zou kunnen zijn dat ik verloor. De dienstdoende gynaecoloog wist mij meteen gerust te stellen: ‘En nu naar de monitor luisteren mevrouw, hoort u de hartslag? Ja, goed luisteren: die snelle is van uw baby. Uw baby leeft nog.’ Ik dolblij. Met het kind was dus alles in orde, en ach, bij mij een paar litertjes bloed meer of minder, dat maakte mij niet zoveel uit.

Eventjes wat paniek

Toen begon de bevalling, weer met weeën opwekkers en een stickertje op het hoofd van de baby om de hartslag te meten. Alles ging goed, tot opeens de hartslag acuut wegviel. Grote paniek in de verloskamer bij de gynaecoloog en het verplegend personeel. ‘Waar is het vacuüm apparaat?’ Ja, dat deed het even niet. Dan maar weer een tangbevalling, blijkbaar had ik daar een abonnement op. Gelukkig nu met een lage tang, hoewel ik tot aan de kringspier uitscheurde. ‘U boft dat we die straks niet ook hoeven te hechten, nu geneest u veel mooier.’ De oorzaak van dit alles? Achteraf bleek het stickertje van het hoofdje te zijn losgeschoten. Pure pech dus.

Wachten duurt lang

Om kwart over drie ’s middags kreeg ik een snel whatsappje van mijn schoonzoon dat ze nu echt met de laatste loodjes bezig waren. Het duurde alleen wat langer dan ze hadden gedacht. Daarna weer windstilte.

Om kwart voor zeven sprongen mijn echtgenoot en ik in de auto om alvast naar het ziekenhuis te gaan, dat een uur rijden van ons vandaan lag. Het was ons inmiddels wel duidelijk dat er iets aan de hand moest zijn. Maar wat? We zwegen onderweg. De stille was beter te verdragen dan dat we krampachtig een gesprek probeerden gaande te houden. Allerlei doemscenario’s borrelden ondertussen bij mij op. Herinneringen over de tangbevalling ook. Af en toe voelde ik de tranen in mijn ogen springen bij mijn eigen enge gedachtes, ik had eigenlijk best zin om een klein deuntje te huilen, maar ik wist mij te beheersen. Gelukkig kregen we tien minuten voordat we arriveerden het verlossende telefoontje: ‘Jullie kleindochter is zojuist geboren, een klein sterrenkijkertje. Met een keizersnee.’

De opluchting die ik voelde toen ik even later mijn dochter zag, helemaal bij en blij, met haar jong als een leeuwin in haar armen vastgeklemd, is niet te beschrijven.

Lees ook: bang om te bevallen