Binnenkort wordt mijn jongste kleindochter drie jaar en ze is nu al een portie eigenwijs! Dat belooft wat voor in de toekomst. ‘De leeftijdsperiode tussen de drie en vier jaar is best ingewikkeld,’ legde ik mijn dochter uit, ‘zeker als je nummer vier bent in een gezin. Maak je borst maar nat.’  

Ik kon me nog goed herinneren hoe dat vroeger in ons gezinnetje toeging. De eerste woorden van onze jongste dochter waren niet voor niets IK OOK en HAP. In tegenstelling tot de oudste, die ‘s nachts voor het eerst duidelijk verstaanbaar AAP loeide, toen haar knuffel tussen de spijlen op de grond was gevallen. De middelste twee zullen zich vast braaf aan MAMA hebben gewaagd, ik kan me althans hun eerste woordje niet meer herinneren. 

Saai

De jongste begon zich te vervelen toen nummer drie naar de kleuterschool ging. Ze plakte zich aan mij vast om spelletjes te doen, zodra we van het naar school brengen thuis waren en speelde dan zo vals als ze kon. Om maar te winnen. Ze zette bijvoorbeeld het cassettebandje van geluidenlotto stil op de geluiden die ze feilloos uit haar hoofd kende en won dan telkens glansrijk. Wat kon ze er tevreden bij kijken, als ze me weer eens zogenaamd ‘ingemaakt’ had!

We hadden ook QUISP, een dobbelspel om kleuren te leren kennen. Wanneer het geluk mij toelachte, gooide ze het bord met de gekleurde steentjes zogenaamd per ongeluk om, met een klein meewarig lachje om te verbergen dat het haar megagoed uitkwam dat alles op de grond belandde: ‘Och, wat stom van mij, mama. Nog eens doen?’ Pech-voor-jou-maar-winnen-zal-ik!

Nu beschik ik toevallig over eindeloos geduld en weet allerlei ontsnappingsmogelijkheden te bedenken om me aan de terreur van een driejarige te ontworstelen. We gingen dus ook vaak samen boodschappen doen en wandelen en voorlezen en knutselen, van alles. 

Geregeld

Zodra ook de jongste naar school mocht, kreeg ik zomaar ineens een vrije ochtend in de schoot geworpen, de woensdag vroeg ik altijd steevast aan als uitgeroosterde schooldag. Geen probleem, die vulde ze meteen in met afspraakjes: ‘Mama, heb jij op die en die dag iets te doen? Kijk eens in je agenda. Nee?’ Een paar dagen later kreeg ik een brief van de onderwijzer van haar klas om mij te bedanken dat ik mij als begeleider had opgegeten voor een excursie naar dit of dat, iets waar ik nog niets van wist. 

Op de bewuste dag dat we naar Den Haag moesten, een rit van een klein half uur met een bataljon giechelende meisjes op de achterbank, kreeg ik van tevoren haar dringende verzoek om NIET te gaan blaffen bij rode stoplichten. Dat deed ik namelijk altijd als we erg lang moesten wachten wanneer we naar oma en opa gingen: ‘Jongens, allemaal blaffen, dan springt het sneller op groen.’ Om de verveling op de achterbank te verdrijven. 

Ik stopte dus gehoorzaam zwijgend voor het eerste rode stoplicht, waarop mijn jongste aan de andere meisjes uitgebreid begon uit te leggen wat ze nu moesten doen: ‘HEEL HARD BLAFFEN! Dat doen wij altijd, hè mama? Dat werkt altijd.’ Zonder blikken of blozen. We hadden tot ieders plezier onderweg heel veel stoplichten en de auto stond telkens bol van allemaal keffende hondjesgeluiden en wat vloog de tijd voorbij.

Schattig

En nu mijn jongste kleinkind ook alweer drie. Vanmorgen vroeg ik haar voor de zesde keer wat voor taart ze ook alweer wilde voor haar verjaardag. Ter controle, want ze is al weken buitengewoon jarig, zeker nu het cadeau van de andere oma en opa al in de kamer onuitgepakt staat te lonken. Ze blijft steevast hetzelfde antwoord geven, daarin is ze heel beslist: ‘Chocladetaart!’ Gevolgd door veel enthousiaste arm- en beenbewegingen. Ze is alleraanbiddelijkst in haar zelfbewustzijn, ze laat zich beslist niet de kaas van het brood eten, dat is me inmiddels wel duidelijk.