Laatst nam ik een van de kleinkids mee naar onze bibliotheek om op mijn kaart vier voorleesboeken te lenen, naar haar keuze. Haar oog viel op de meest onleesbare voorleesboeken die je kunt voorstellen: met veel kleurige plaatjes, of met een tekst die zo krom en slecht was dat je hersenen bijna overuren draaiden om er een acceptabel klinkend verhaal van te maken. Zucht.

Mijn keuze

Gelukkig ving ik in het voorbijgaan een glimp op van een boek met een gat erin. Ja, letterlijk een gat, door alle bladzijden heen gestanst. Mijn nieuwsgierigheid was meteen gewekt. Ik griste het van de plank en legde het boven op het stapeltje van vier. ‘Wil jij ook een boek mee?’ informeerde mijn kleindochter meelevend. Ik knikte. 

Achteraf bleek het boek zo’n succes om voor te lezen, dat ik het maar heb aangeschaft. 

Het verhaal

Het gat, zo heet het boek. Van een Noor, Torseter. Eigenlijk is hij meer een kunstenaar. Er staan amper woorden in het boek, het gaat meer om de tekeningen en het gat in het midden. Een vreemd uitziend persoon (Veerle: ‘Oma, dat is toch een nijlpaard?’ Sanne: ‘Nee hoor, Veerle, dat is een MONSTER!’) dat ik bij het vertellen ter plekke heb omgedoopt tot meneertje RAARMANS, huurt ergens in een flat een kamer. Wanneer hij een ei gaat bakken, ontdekt hij tot zijn afgrijzen een gat in de muur. Dat gat blijkt bij nader onderzoek zich te kunnen verplaatsen, als zijn voet er per ongeluk in blijft haken, struikelt hij er zelfs door. De aanwezigheid van het gat ergert hem zo dat hij het verhuurbedrijf opbelt: ‘Ja, ik heb hier een gat, kunt u even langskomen?’ Ze weigeren, hij mag het gat zelf naar hen komen brengen.

Sanne en Veerle volgen het verhaal met grote ogen en staren telkens enigszins verbouwereerd naar het gat, dat overal weer ergens anders opduikt: in een lantaarnpaal, een koplamp van een auto, de deur van de wasmachine.  

Het laboratorium

Meneertje RAARMANS gaat met de doos onder zijn arm op pad, een hele expeditie, en laat het gat met doos en al uiteindelijk achter in een groot steriel aandoend laboratorium, waar de wetenschappers allerlei proefjes op hem zullen loslaten. Met een uitgestreken gezicht vertrekt hij even later weer naar zijn flat, zet een kopje thee voor zichzelf en gaat heerlijk op zijn balkonnetje genieten van de rust. Het gat is hem op zijn terugreis achterna gevolgd, maar nu let hij er niet meer op. Of hij heeft het niet in de gaten, dat zou ook nog kunnen. De tekeningen zijn eenvoudig gemaakt, veelal in het zwart wit, afgewisseld met wat pastel  kleuren, en erg beeldend en spannend. 

Conclusie

Tijdens het voorlezen trok ik mijn hele arsenaal aan voorleestechnieken uit de kast. Veel vraag- en antwoord om hun aandacht bij het verhaal vast te houden, volop ruimte om hen telkens zelf het gat te laten aanwijzen en een speciale focus op meneertje RAARMANS, die steeds geïrriteerder begon te raken. Dat liet ik in mijn stem doorschemeren. Toen ik ten slotte het boek dichtklapte, keek Sanne me peinzend aan.  Ze gaat nu naar groep vier en kan al zelf lezen, ik hoorde haar een paar keer met wat woordjes hardop meelezen. ‘Oma,’ vroeg ze kritisch. ‘Noem je dit voorlezen? Er staan bijna geen woorden in. Jij VERTELDE dit verhaal. Ja toch, oma?’ Daarna bleef ze een tijdje aandachtig in het boek doorbladeren, op zoek naar de plaatsen waar het gat weer opdook. ‘Een grappig verhaal,’ was haar conclusie. Veerle vroeg om een tweede voorleessessie