We gingen oppassen op de twee kleinkinderen en omdat het weer er slecht uitzag, besloot ik voor de zekerheid een oud spelletje van onszelf mee te nemen, voor het geval we de hele dag binnen moesten blijven: de toren van Pisa. Vier plastic ringen die je boven op elkaar stapelt, met een ronde wiebelbodem. Op de ringen moet je dan om de beurt een blauw poppetje plaatsen. Elk nieuw poppetje verhoogt het wiebelwabbelgehalte. Degene die ten slotte de toren laat omkieperen heeft verloren. Ik herinnerde me nog hoe onze jongste met dit spelletje mega vals kon spelen en was benieuwd hoe de kleinkids het ervan af zouden brengen.

Ik legde hun het principe uit. Sanne was meteen geïnteresseerd, maar Veerle vond haar eigen speelgoed een stuk interessanter en droop af. Wij gingen dus met zijn tweeën aan de slag. Ik  was eerlijk gezegd een beetje vergeten hoe de volgorde van de onderdelen ook alweer was, maar Sanne nam alles van me over en in een mum van tijd had ze de toren in elkaar gezet. Ik wilde toen alvast mijn eerste poppetje plaatsten. ‘Nee oma,’ zei Sanne nadrukkelijk, ‘de toren moet niet op de vloer staan, dat wiebelt teveel.’ Ze hevelde de toren over naar een theedoek en zette al haar poppetjes op de bovenste rand. ‘Zo. Klaar. Nu jij.’ Natuurlijk donderde alles bij mij toen om. ‘Geeft niet, hoor,’ zei ze toegeeflijk, ‘we doen het wel nog een keer.’ Nu de toren op de vloer en dan om de beurt een poppetje, dat was mijn tegenvoorstel. Deze truc pakte ze nog slimmer aan: ik een nieuw poppetje, waarna zij haar oude poppetje snel omhoog tilde en dan floep terug op dezelfde plaats dropte. Met een slim lachje van ha ha ha die oma, dat zag jij mooi even niet, hè? Weer verloor ik. Vier keer speelden wij het spel, met vier varianten die ik telkens verloor en toen verslapte haar aandacht en gingen we samen iets anders doen.

Toen ik vroeger op mijn vrije dag alleen met de jongste thuis was, de drie andere kinderen op school, gebeurde precies hetzelfde. Valsspelen zit blijkbaar bij alle generaties ingebakken. Zodra we na het wegbrengen thuis kwamen, wreef ze tevreden in haar handen en zei opgewekt: ‘Zo. En. We. Gaan. Nu. Een. Spelletje. Doen.’ Zij mocht altijd kiezen van mij en meestal liet ik haar maar winnen. Maar als ze per ongeluk toch een keer verloor, kon ze behoorlijk ontploffen. Met een woest gebaar keilde ze dan de toren van Pisa met de blauwe poppetjes door de kamer: ‘Nu een ander spelletje. Dit is stom.’

Lees ook: De eerste dansuitvoering van Sanne

Geluidenlotto was ook een van haar favorieten. Ze kende alle geluiden uit haar hoofd en drukte telkens het cassettebandje op stop bij de geluiden die ze op haar kaart zag staan.‘Dit speel je niet eerlijk,’ probeerde ik haar toen uit te leggen. ‘Dit moet je anders aanpakken.’ Ze schudde haar hoofd, nee nee nee, mama, ze bleef bij haar standpunt, we zouden het op HAAR eigen win-modus spelen. ‘Dan stoppen we dus met het spelletje,’ zei ik, me pedagogisch bewust van het leermomentje. Klein drama in zakformaat, ik was NIET lief, ze ging meteen een andere mama zoeken. Met resolute stappen verdween ze de gang in. Ik luisterde naar de ritselende geluiden en hoorde even later tot mijn verbazing de voordeur dichtslaan. Haar jasje was ook verdwenen. Ik naar buiten, haar achterna. Ik volgde haar op veilige afstand, en zag haar ten slotte in het speeltuintje op de hoek op de wipkip zitten, met een strak gezichtje heen en weer wippend. ‘Hallo,’ zei ik over de heg heen. ‘Hallo kindje?’ Ze keek op. Er verscheen een voorzichtig glimlachje toen ze me herkende, maar ze bleef zogenaamd onverstoorbaar doorwippen. Daaag, mama! Ik kon zien dat ze zich met deze situatie eigenlijk geen goed raad wist. Ze wilde naar zichzelf niet afgaan, maar ten opzichte van mij ook niet direct bakzeil halen. ‘Mijn kindje is weggelopen,’ vervolgde ik, ‘en nu zoek ik een nieuw kindje. Mag ik jouw mama zijn?’ Haar gezichtje begon te stralen. Ze klom uit de wipkip en vloog in mijn armen. De lucht was geklaard. Maar nauwelijks waren we weer thuis gekomen, of ze wreef tevreden in haar handen: ‘Zo. En. We. Gaan. Nu. Een. Spelletje. Doen.’

In de wintermaanden is buiten spelen niet altijd een optie. Dan is het handig om leuk speelgoed in huis te hebben. Bij Lobbes kan je genoeg vinden om de strenge winter mee door te komen.