De telefoon gaat. Sanne belt ons. ‘Oma, mag ik bij jou komen logeren?’ kwettert haar stemmetje in mijn oor. ‘Ja, natuurlijk, heel gezellig!’ is mijn spontane reactie en dan vraag ik toch nog maar even voor de zekerheid of mama ervan af weet en dat ook goed vindt? Sanne kan namelijk wel eens op eigen houtje dingen proberen te regelen. Ik krijg direct mijn dochter aan de lijn om haar verzoek te bevestigen. Het betreft maar één nachtje, wat op zich voor Sanne al een spannend wereldavontuur is. We prikken samen een datum. ‘Hoeveel nachtjes dan nu nog slapen, mama?’ wil Sanne daarna meteen weten. ‘Heel veel,’ verzekert mijn dochter haar, ‘maar we zullen elke dag voor je afkruisen.’ Iedere morgen informeert Sanne bij het opstaan: ‘Is het vandaag al zover?’ Grote teleurstelling als er telkens maar één dag afgevinkt mag worden. Om de voorpret te verhogen stuur ik haar een ansichtkaart, om haar te vertellen hoe ook ik ongeduldig zit te wachten op haar komst. Dan is eindelijk de GROTE DAG aangebroken. Mijn dochter brengt haar bij ons. Sanne stuitert de auto uit. ‘Oma, ik kom NU LOGEREN!’ Alsof ik dat nog niet wist, grappig eigenlijk zoals een kind vanuit haar eigen perspectief reageert. Zodra mijn dochter weer vertrokken is,  gaan Sanne en ik samen overleggen waar ze wil slapen: op een matras op de grond in de studeerkamer, voordeel: je mag eindeloos op het matras springen. Of in het grote bed waar mama en papa altijd liggen, nadeel: springen is hier VERBODEN! Ze kiest welbewust voor het grote bed. Blijkbaar hangt daar toch een voor haar meer vertrouwde ‘nestgeur’. Dan gaan we met zijn drieën aan de koffie. Nou ja, Sanne krijgt uiteraard een bekertje limonade. Ik had van tevoren heel snel drie taartjes gehaald, want het is per slot van rekening feest dat ze bij ons komt logeren. Een speciaal clowntjestaartje voor Sanne en twee appelpunten voor ons. Aanvankelijk is ze wild enthousiast bij het zien van haar EIGEN clowntjestaart, maar zodra die op is, werpt ze plotseling zorgelijke blikken op onze bordjes. Of die appelpunten niet veel groter zijn? ‘Maar wel minder lekker,’ probeer ik haar snel gerust te stellen, ‘bij ons zit geen marsepein op en opa en ik zijn oud, we eten langzamer. En je houdt nu ook nog een leuk clowntjesmutsje voor je Barbie over.’ Pfjoew, gelukkig de juiste woorden, het onweer drijft langzaam weer af.

Dan gaan we samen bedisselen hoe we deze dag verder zullen inrichten. ‘Geen kabouterpad lopen,’ besluit Sanne voor ons, ‘dat duurde zooo lang.’ Ze heeft daar een punt. Toen mijn echtgenoot begin april jarig was, kozen we voor een wandeling langs het kabouterpad met alle kleinkids, waaronder 1 driejarige en twee tweejarigen. In principe kreeg elk kleinkind een rode kaboutermuts op, hoewel sommigen die categorisch weigerden en mijn echtgenoot hem ten slotte uit arren moede op zijn eigen hoofd zette. Sanne als oudste moest haar tempo toen aanpassen aan de jongere garde en verveelde zich suf, want ze wist dat aan het einde van het kabouterpad TAART en LIMONADE lonkten. Schoorvoetend beloof ik haar een tuinkabouterfilm, de dvd GNOMEO AND JULIET, die ik onlangs voor de kleinkids tweedehands heb aangeschaft, in het kader al van ons kaboutergedoe. Daar moet ze toch even over nadenken. Oké dat doen we dan maar, ik wil oma niet teleurstellen, hoor ik haar in gedachten in zichzelf zeggen. Ze knikt. Direct daarna haar volgende vraag: ‘Wat eten we vanavond?’ Sanne is qua maag pragmatisch ingesteld: bij een logeerpartij krijg je alleen maar lekker eten voorgeschoteld! Dus wat ga je vanavond voor me klaarmaken? ‘Poffertjes,’ beloof ik haar. Dit antwoord bevalt haar goed. ‘Net zoveel als ik wil?’ ‘Ja, natuurlijk!’ Het gevolg van mijn toezegging is dat ze ’s avonds meer dan dertig poffertjes naar binnen weet te werken en zelfs geen zin meer heeft in een toetje. Te plofjevol. Dit feit memoreert Sanne vol spijt tegen haar ouders, als ze de volgende dag weer thuis is. ‘Ik heb de aardbeitjes met ijs niet meer opgekund, mama!’

’s Avonds kijken we met zijn tweeën in onze slaapkamer naar de tuinkabouterfilm. Dicht tegen elkaar aan geplakt op ons bed. De allesverwoestende grasmaaimachine vindt Sanne nogal eng. Maar de boef  die in stukken op de grond valt, werkt op haar lachspieren. Tja, dan had je maar geen boef moeten zijn, dat zijn we met elkaar eens. Dit voorval zal ze twee weken later gebruiken bij Veerle, in haar beschrijving dat er in de film een grote BOEF voorkomt. Vol leedvermaak, ze kent haar zusje en weet dat Veerle al bij voorbaat griezelt. ‘En die gaat stuk,’ voegt Sanne er opgewekt aan toe. ‘niks erg. Hij is een grote boef. Een echt gemene.’ Het gevolg? ’ Veerle weigert hardnekkig om naar een dvd met een BOEF te gaan kijken. Pas als ik haar vertel dat je in de film ook de BLOTE BILLEN van een tuinkabouter te zien krijgt, gaat ze overstag. Stralend rent ze bij die bewuste scene even uit de slaapkamer naar buiten: ‘BLOTE BILLEN, OMA, IK HEB BLOTE BILLEN GEZIEN!’

Lees ook: de speelkamer