Als Sanne en Veerle bij ons komen logeren, lees ik ALTIJD voor. Ze mogen van mij zelf kiezen uit welk boek: een gouwe ouwe uit de jeugd van hun moeder, of een nieuw exemplaar, door mij later aangeschaft.  Natuurlijk hebben ze hun favoriet: Oma en opa Pluis doet het nog steeds goed bij ons, hoewel ik het Nederlands van het boekje verfoei: ‘Hoi hoi, riep Nijn, wat fijn!’ Dit krakkemikkige zinnetje komt geloof ik bijna in elk Nijntje-boek voor. Voordat ik zelf kleinkinderen had, begon ik al prentenvoorleesboeken aan te schaffen: bijvoorbeeld Vader Zeepaard van de maker van Rupsje Nooitgenoeg, vertaald door Ivo de Wijs, dat is ook een van Sannes favoriete boeken. Voornamelijk omdat er een gekleurd folie vel over de volgende illustratie geschoven is, zodat het lijkt alsof de vissen zich eerst verstopt hebben. Samen slaan we dan het folie vel om en roepen verheugd: ‘O, daaaaaar is ie!’

Sinds kort beschik ik over een nieuw favoriet boek: Heeft iemand misschien mijn olifant gezien? Nou ja, ik moet eerlijk bekennen dat ik door de titel getriggerd werd en het daarom moest kopen. Ik ben nu eenmaal dol op olifanten. Bovendien las ik ergens op internet in een bespreking dat de tekst en de illustraties wonderwel mooi met elkaar overeenkomen. Geen woord teveel dus. In het kort het verhaal: een jongetje gaat verstoppertje spelen met een olifant, die zegt dat hij heeeeel goed is in verstoppen. Op elke tekening zie je de olifant ergens verborgen staan: op bed onder een dekbed, als schemerlamp, achter een dunne boom, met de televisie op schoot etc. Het hilarische van het geheel is dat het jongetje nergens de olifant kan ontdekken, en jij als kleine lezer WEL. Sanne viel aanvankelijk stil, ik merkte dat ze niet goed wist wat ze met het verhaal aan moest. Dus ik praatte het verhaal zo’n beetje aan elkaar en vroeg haar bij elke bladzijde waar de olifant nou weer was. Even zoeken, heel kort maar, even geduld hebben, oma, en ja daaaaar was hij. Goed verstopt? Ze schudde haar hoofd. ‘Een olifant kan zich toch niet bij de televisie verstoppen, oma!’ Ze is daar heel pragmatisch in: een veel te groot beest, maar laten we het spelletje voor oma maar gezellig meespelen! Aan het einde van het verhaal, als het jongetje het opgeeft en de olifant dus gewonnen heeft, komt de schildpad aanschuifelen. Wat ze aan het doen waren? Verstoppertje. Dan stelt de schildpad voor om tikkertje te gaan spelen? Daar is HIJ toevallig erg goed in. Op zijn voorhoofd draagt hij dan ook een band met het woordje ZOEF.

Sanne knikt tevreden. Voor haar is het een vaststaand feit dat als schildpadden zeggen dat ze heel hard kunnen rennen, ze de waarheid spreken. Wanneer ik haar vraag of ze nu echt gelooft dat de schildpad dan ook zal kunnen winnen, haalt ze haar schouders op. Boeien, oma! Blijkbaar beschikt ze nog niet over de kennis dat de schildpad geassocieerd wordt met h e e l  la n g z a a m  l o p e n.

‘Oma, nu een ander boekje,’ beslist ze en wijst weer naar Oma en opa Pluis. Met een lichte zucht van o-nee-toch-moet-het-nou-alweer gehoorzaam ik en verheug me al op het laatste zinnetje: Dag Nijn, de groeten thuis.

Lees ook: alleen maar pech in Italië