Vandaag voor het eerst met mijn oudste dochter en het zevende kleinkind in het zonnetje buiten gewandeld. Ze is net ruim een week geleden van haar zoontje bevallen en loopt door alle hechtingen nog wat voorzichtig rond. Een megaklus, bleek achteraf. Inmiddels heb ik met de kleinkids zeven ‘ik moet thuis wachten-bevallingen’ achter de rug (nou ja, niet helemaal waar, want ik heb twee bevallingen zelf mogen meemaken) en ik blijf het toch elke keer weer spannend vinden wat er precies gaat gebeuren. Je weet dat de moeder ‘in barensnood ligt’, echt zo’n lekker ouderwets woord dat aangeeft dat een kind krijgen bepaald niet een lolletje is. En je moet als ouder maar wachten op het verlossende telefoontje: ‘Het is er!’ Terwijl je dankzij de whats app allang weet dat de vliezen al om St. Juttemistijd gebroken zijn. Dus niet in de auto stappen en ernaartoe racen, nee, WACHTEN is geboden!

Bij het vierde kleinkind hielden mijn echtgenoot en ik het wachten niet meer vol. Op een gegeven moment vertrokken wij toch richting ziekenhuis. Voor ons betekent dat een uur rijden. Tien minuten voordat we arriveerden, belde de schoonzoon. ‘Ze is er! Keizersnee, de mama is net terug uit de OK. Jullie kunnen komen als je wilt!’ Zijn stomverbaasde gezicht toen hij ons vlak daarna zag verschijnen zal ik nooit vergeten. Ja, ja, wij hebben als Speedy Gonzalez gereden! Mijn dochter hield haar baby als een tijgerin vast en murmelde halfdronken van de pijnstillers: ‘Je mag haar nu nog niet vasthouden, mam. Later. Ik heb haar zelf nog niet eens goed bekeken.’

Bij mijn oudste dochter heerste er ’s avonds na vijf uur plotseling windstilte. We wisten dat de vliezen ’s middags al gebroken waren en dat de bevalling als de weeën niet snel opkwamen met weeën opwekkers ingeleid zou worden. Ik liep als een kip zonder kop door het huis te dwalen en wist met mezelf eigenlijk geen raad. Wat kun je ondertussen nou allemaal gaan doen als je weet dat je straks alles uit je handen laat vallen om snel in de auto te springen en naar het ziekenhuis te gaan? In lezen had ik geen zin, ik had de concentratie van een pinda, en de televisie boeide me ook niet. Het werd later en later en nog steeds geen bericht. Mijn echtgenoot was inmiddels vertrokken naar zijn clubdies. Dat betekende dat ik dus straks in mijn eentje in het donker naar het ziekenhuis zou moeten rijden en ik ben zo nachtblind als een mol, ik zie niet goed diepte in het donker. Dan duurt wachten wel heel erg lang. Hoe waar is het cliché dat je liever zelf de pijn en narigheid van je dochter zou willen overnemen: laat mij je bevalling maar doen, ik heb er ervaring mee!  Dan kun jij straks optimaal genieten van je baby!

Om kwart over negen belde de schoonzoon dat alles uiteindelijk goed was gegaan, weliswaar met een vacuümpomp, maar het eindresultaat lag blakend en wel in zijn plastic bedje. Facetimen is dan een uitkomst: ik zag hem en telde zijn handjes en voetjes en luisterde vol bewondering naar zijn luide stem en mijn kritische oog bestudeerde zijn kleur en alles leek me tiptop in orde. Toen mocht ik mijn oudste dochter even spreken. Ons gesprek duurde maar heel kort. Waarop ik besloot –met bloedend hart- dat ik NIET naar haar toe ging. Ze was op. Ze moest gaan slapen. Niks mama aan haar bed die een arm om haar heen wil slaan en haar wil knuffelen, nee, daar had ze op dit moment niets aan. Ik kon haar beter de volgende dag bezoeken, samen met mijn echtgenoot. En ik dacht terug aan het moment waarop zij geboren was. Toen kreeg ik haar alleen maar heel even te zien, hooguit een seconde, ‘Hier is uw kindje,’ de gynaecoloog hield een bleek riviermonster met vertrokken gezichtje omhoog, dat niet eens de kracht had om te schreeuwen, en daarna werd ze onmiddellijk afgevoerd naar een couveuse op een andere afdeling. Het was in het begin onduidelijk of ze het wel zou redden, ze had driekwart bloed verloren en kreeg preventief antibiotica toegediend, omdat er ook nog een infectie bij haar dreigde uit te breken. Toen mijn moeder mij twee dagen later in het ziekenhuis bezocht en haar kleindochter voor de eerste keer in de couveuse zag liggen, zei ik zo onderkoeld mogelijk tegen haar, om mezelf alvast te beschermen tegen wat ons misschien te wachten stond: ‘Als ze straks doodgaat, heb ik in ieder geval een mooi baby’tje gekregen.’ Het schijnt dat mijn moeder toen in de auto heeft gehuild om mijn opmerking, mijn verpieterde uiterlijk en de bleke vaatdoekbaby in de couveuse, maar aan mij had ze niets van haar emoties laten merken.

Al gauw bleek dat onze dochter een echt vechtertje was. Na twaalf dagen mochten we haar mee naar huis nemen, gezond en al.

Vandaag heeft ze al wat meer kleur op haar wangen gekregen van het buitenlopen, zag ik toen ik haar vanmiddag weer alleen liet, met haar prachtmannetje. Mijn zevende kleinkind!

Lees ook: wanneer vertel je het geheim van Sinterklaas