Sanne gaat alweer naar de kleuterschool. Om er even een cliché tegenaan te gooien: de tijd vliegt voorbij. Er is sinds mijn oudste dochter naar groep 1 ging veel veranderd in het schoolsysteem. Sanne zal nu onderworpen worden aan een heleboel toetsen, opdat de school haar ontwikkelingen nauwgezet kan bijhouden in haar eigen Sanne-dossier. En o wee je gebeente als ze zich niet conform de algemene richtlijnen verder gaat ontwikkelen! Dan valt de ‘hemel’ bij wijze van spreken naar beneden en wordt ze hoog- of zwakbegaafd verklaard en heeft ze last van faalangst of woordblindheid of dyscalculie, en moet ze direct aan de therapeuterij of extralesserij, en ga zo maar door. Soms krijg ik het gevoel dat er tegenwoordig over de ontwikkeling van kinderen een soort sjabloon gelegd wordt met punten waaraan ze binnen hun leeftijdsmarge moeten voldoen. Laat ik eens lekker gaan overdrijven, hier volgt regel 1: uw kind moet voor het tweede jaar kunnen lopen en in hoofd- en bijzinnen spreken. Alleen oma zeggen is onvoldoende. Regel 2: uw kind moet voor het derde jaar zindelijk zijn, anders mag het niet naar school. Deze regel wordt inderdaad in België toegepast! Regel 3: uw kind mag op een bepaalde leeftijd geen speen meer gebruiken. Die regel moeten ze volgens mij gewoon even een beetje aanpassen: als uw kind op zijn/haar achttiende nog steeds duim zuigt of bij het slapen om zijn/haar speen vraagt, dan heeft u wellicht een klein probleempje. Klinkt toch veel vriendelijker? Regel 4: uw kind mag niet meer geloven in een ZWARTE Piet. Dat het moeten geloven in een witte of gekleurde piet ook een vorm van discriminatie is, daar praten we maar niet meer over. Regel 5: uw kind moet het vooral HEEL GOED DOEN en door iedereen AARDIG en KNAP en LEUK gevonden worden. Kortom: uw kind hoort zich tot het voorbeeldmodel te ontwikkelen dat alsjeblieft niet te veel boven of onder het maaiveld zit.

Ik kan me nog als de dag van gisteren herinneren dat mijn tweede vier was geworden en naar school zou gaan. Proefdraaien, daar hadden ze toen nog niet van gehoord, je leverde je kind bij de juf af, zwaaide nog even en voor de rest moest je er maar vertrouwen in hebben dat het goed kwam. Precies een week duurde het voor mijn dochter haar hakken in het zand zette. ‘Nee,’ verklaarde ze ernstig, ‘ik ga niet meer naar school. De juf is stom.’ Hoe ik ook bij haar viste wat er dan mis was met de juf, elk zinnig antwoord bleef uit. Het predicaat stom moest toch voldoende zijn voor mijn beperkte hersenen als vermoeide moeder, die net bevallen was van haar vierde kind? Ze weigerde pertinent zich nader te verklaren en wilde alleen maar bij mij blijven. En verder spelen met haar broertje. Ze zette het zelfs op een brullen toen ik toch probeerde door te zetten. De rest van de dag hield ik haar dus maar thuis. De volgende morgen waagde ik een tweede poging en vertelde de juf toen ik mijn dochter had afgeleverd dat het naar schoolgaan nogal gevoelig lag bij mijn kleine meisje. Ze trok verbaasd haar wenkbrauwen op. ‘Daar heb ik gisteren niets van gemerkt. Ze deed prima met alles mee.’ Wat dat alles dan inhield, werd niet nader uitgelegd. Tussen de middag haalde ik mijn dochter weer op en vroeg: ‘Hoe was het op school?’ Ze schokschouderde licht. ‘Leuk.’ Waarna ze er snel aan toevoegde: ‘Maar vanmiddag ga ik niet meer.’ ‘Waarom niet?’ ‘De juf is stom,’ was haar antwoord. Daar moest ik het maar mee doen. Een stomme juf is een stomme juf, dat ik dat nou niet wilde begrijpen?!

Bij de volgende ik-ga-niet-ik-ga-niet-ik-ga-niet scene bij de voordeur besloot een buurvrouw van twee huizen verder in te grijpen. Ze was wetenschappelijk medewerkster aan de Faculteit Pedagogische Wetenschappen van de Leidse universiteit en zag mij modderen om drie jonge kinderen en een baby in de kinderwagen aan de wandel te krijgen en voelde zich errug opvoedkundig bekwaam. Terwijl ze zelf geen kinderen had en tegen haar pensioen aanhing. Ik probeerde haar vriendelijke aanbod in de wind te slaan, maar ze luisterde niet en vuurde haar vragenlijst op mijn dochter af. Natuurlijk reageerde die nergens op. Zodra die eenmaal in haar bubbel van IK WIL NIET zat en je zou haar een grote magnum met drie chocoladeletters aanbieden, zelfs dan zou ze nog IK WIL NIET roepen. Met als gevolg dat de buurvrouw met haar doctor-titel en wetenschappelijke publicaties in haar kielzog het na een paar minuten opgaf en met opgeheven hoofd haar huis in verdween, waarna ik opgelucht ademhaalde en de kinderwagen demonstratief in de richting van de school draaide en kortaf zei: ‘We moeten nu OPSCHIETEN, anders komen we te laat.’ En zowaar, het IK WIL NIET–alarm ging na een paar seconden opeens uit en we kwamen allemaal in beweging!

Jaren later vroeg ik aan mijn dochter of ze zich dit voorval nog kon herinneren? Ja, dat kon ze. Maar wat was er dan aan de hand, waarom wilde ze toen niet naar school? Ze schoot in de lach. ‘Maar mam, die juf WAS toch gewoon stom?’ En schoorvoetend moest ik haar een beetje gelijk geven.

Lees ook: het soms wat wrede leven