Een paar dagen na de geboorte van haar tweede kind vroeg mijn jongste dochter of we onze kleindochter van de crèche wilden halen, om een paar dagen bij ons te laten logeren. ‘Dan kan ik wat sneller opknappen,’ voegde ze eraan toe, iets wat ik best kon begrijpen, want ze had een zware en gecompliceerde bevalling achter de rug. Maar ja, hoe bereid je een tweejarige voor op een oma-en-opa-kidnapping? Een onmogelijke taak, leek me. ‘We zullen het KDV informeren dat jullie eraan komen, dan kunnen ze het haar zelf vertellen. Probeer je maar zoveel mogelijk aan hun ophaaltijd te houden.’ Dat beloofden we haar. We stonden keurig na vijven bij de voordeur. Terwijl mijn echtgenoot met het kindveilige hang- en sluitwerk worstelde, klom ik als een volleerde crèche bezoeker via de andere trap naar boven. We arriveerden achter elkaar. Onze kleindochter keek nauwelijks op van het spel waar ze mee bezig was. ‘Ga je met ons mee?’ Ze reageerde amper. Nee, wat denk je nou zelf, nu even geen tijd, hoorde ik haar denken, kom straks maar terug als ik klaar ben met spelen. Mijn volgende vraag: ‘Ga je mee? Naar de speelkamer? Bij oma en opa thuis?’ Dat ene woordje trok onmiddellijk haar aandacht. SPEELKAMER? Ze schoof haar stoeltje naar achteren, vloog verrukt overeind en trok opa aan haar handje mee naar buiten, de trap af naar beneden. In de halletje werd nog even gezwaaid naar Bennie, de pop die bij de les Engels (crèche, echt waar!) betrokken was, en we stonden op straat. Een geslaagde ‘mission kidnapping’!

Een paar weken geleden hadden wij de boel bij ons veranderd. De eetkamer die we toch nooit gebruikten, hadden we leeggeruimd en veranderd in een waar speelparadijs, met een grote IKEA kast met manden, lades en deurtjes. Aan weerszijden de twee grote speelgoedauto’s en de poppenwagen. Aan de rechterkant het houten keukentje. Bovenop de ene plank het poppenhuis en de garage en helemaal op het bovenste gedeelte het restant aan knuffels en Robbie Robot. Alles bij elkaar gesprokkeld of bewaard van vroeger. Als je zoals wij een tsunami aan kleinkinderen hebt gekregen, moet je wel speelgoed in alle standen en maten voor elke leeftijd hebben. De eerste keer dat onze kleindochter deze kamer zag, stampte ze letterlijk van plezier op de grond en klapte in haar handjes. Dit was het! Het ultieme SPELEN!

In de auto moest ik verplicht naast haar zitten. Streng gebaarde ze naar de achterbank. Daar, oma! Dit is je plek, nergens anders, doe je riem maar aan. Ik zit ook vastgesnoerd. Onderweg vertelde ze me wat ze allemaal zag en dat was heel veel. Een trein, auto’s, nog veel meer auto’s, lieve help, een motor, wat een lawaai, een brandweerwagen, windmolens en… Ze wees omhoog naar het glazen dak van de auto. ‘Wolken,’ meldde ze me, voor het geval dat ik mijn ogen stiekem in mijn zak had. We waren het allebei erover eens dat dat inderdaad wolken waren. Heel veel wolken. Haar aandacht verslapte weer. ‘Nu muziekje aan.’ Mijn echtgenoot draaide gehoorzaam aan de knoppen van de radio, maar het geluid beviel haar niet. ‘Uit.’ Ze liet me daarna zien hoe ze zich kon vasthouden aan het hoofdgedeelte van haar stoeltje, een mega acrobatische oefening waar ze zelf erg veel lol in had. ‘Speentje?’ De volgende vraag op mij afgevuurd. ‘Die ligt achterin de auto,’ antwoordde ik eerlijk. Er verscheen een denkrimpel in haar voorhoofd. Hmmm, dit leverde blijkbaar heel even een probleem op. ‘Poppetje?’ Haar tweede poging, begreep ik van haar: ze was duidelijk moe van de hele dag crèche en dan ook nog eens deze onverwachte ontvoering naar een speelkamer, eigenlijk wilde ze nu iets vertrouwds, iets tastbaars van thuis in haar handen vasthouden. ‘Die past op speentje,’ legde ik haar uit, ‘ook achterin de auto.’ Ze leek gerustgesteld dat haar dierbare slaapattributen door de oma-en-opa-kidnappers niet vergeten waren en veranderde snel van onderwerp. ‘Wolken!’ Met hernieuwd enthousiasme. Ja, die waren gelukkig nog steeds niet veranderd. Misschien een beetje meer bijgekomen. Het weer begon om te slaan, zoals al voorspeld was.

De volgende dag ging het inderdaad onweren, net toen ze naar bed moest gaan. Doodmoe van de hele dag met oma en opa in de speelkamer spelen. Geen moment had ze ons alleen gelaten, telkens trok ze ons mee onder het commando SPEELKAMER. We wisselden elkaar dan ook regelmatig af.

‘Bommelebom,’ zei ze tevreden. ‘Heel veel bommelebom,’ beaamde ik. ‘Niks erg. Ook de bommelebom gaat straks slapen. Net als jij.’ Ze drukte haar poppetje stevig tegen zich gaan, stopte het speentje in haar mond en ging tevreden in haar favoriete slaaphouding liggen. Daag oma, niks aan de hand, tot morgen! Daaag! Morgen spelen we samen weer verder. Welterusten, bommelebom!

Lees ook: nog eens leuke woensdag