Tien weken duurde de wachtlijst voor mijn operatie. Tien weken waarin ik me redelijk voelde en telkens dacht: IK HEB ER GEEN ZIN IN! Drie dagen voor de operatie maakten mijn echtgenoot en ik een wandeling, gingen bij het kabouterpad gezellig lunchen en waarlijk, daar voelde ik weer hoe mijn galblaas begon op te spelen, terwijl ik niet eens ingewikkeld vettig zat te eten. Ik concludeerde daaruit dat de operatie echt noodzakelijk was. Weg met die sluimerende verhoging, weg met dat nare gevoel na elke maaltijd, hup, eruit met dat ding. Maar toch, als je dan door je echtgenoot weggebracht wordt en je verdwijnt naar de opname afdeling, dan vliegt het je opeens toch aan. Mijn bloeddruk werd hoger en hoger, terwijl ik uiterlijk niets liet merken van mijn stress. Welnee joh, IK zenuwachtig? Natuurlijk niet, ik ben toevallig wereldkampioene stoer doen! Tot ik naar het voorportaal van de operatiekamers gereden werd. Daar ging telkens het alarm van mijn bloeddrukapparaat af: mevrouw heeft een veel te hoge bloeddruk! Ja ja ja… dat wist ik ook wel. Ik voelde me een soort vleesfabriek, met een barcode bungelend aan mijn pols. Overal werd met een scanapparaat gecontroleerd of ik echt wel die ene mevrouw was voor de galoperatie.

De chirurg die in mijn vlees zou gaan snijden, had ik nog nooit eerder gezien, de enige informatie die ik over haar bij elkaar had gesprokkeld was dat ze een vrouw met een aantal jaren ervaring was. Meer niet. Toen ze zich tenslotte aan mij voorstelde, piepte ik: ‘Van mij hoeft het allemaal niet, hoor!’ Waarna ze blijkbaar op het ‘afzegalarm’ drukte, want de anesthesiste die ook aan mijn bed verscheen, vroeg streng: ‘Wat bent u van plan? De operatie niet te laten doorgaan?’ Ik legde haar uit dat ik er HELEMAAL geen zin in had, maar door de ervaring van een paar dagen geleden begreep dat ik geen keuze had: eruit met die galblaas, smerig ontstoken etterdingetje! Ze haalde haar schouders op: ‘Mevrouw, niemand ligt hier voor zijn plezier.’ De meest perfecte manier om mij de mond te snoeren. Ik zweeg dus en werd even later de operatiekamer in gereden. Ijskoud was het daar. Ik lag nu al te bibberen van de kou en de spanning, hoewel ze me van tevoren hadden toegedekt met een verwarmde vliesdeken. Tegenover mij stond een hupse jongeman in een soort T-shirt met blote armen. Geen specifiek operatiehemd. Doe effe normaal, jochie, dacht ik en ik vroeg hem of dit niet veel te koud was? Nee, want tijdens de operatie was iedereen druk bezig en liep je heen en weer en dan werd je vanzelf warm. O, een soort wandelclub waar je niets van merkt, dacht ik. Toen ging ik onder zeil. Ik werd pas echt wakker toen iemand mijn naam zei en ik wist meteen dat de operatie voorbij was en dat ik GEEN zware buiksnee had gekregen. Prima! De chirurg vertelde me later dat ze flink aan mijn vleesfabriek had moeten sjorren, vanwege de verklevingen door de ontsteking (ja ja ja, dat begrijp ik ook wel) en dat ik ter observatie een nachtje moest blijven. Dat woord klinkt bijna alsof ze je met camera’s in de gaten gaan houden, maar in mijn geval hield het in dat ik als een gedrogeerde koningin naar een tweepersoonskamer gereden werd, waar een man van 82 lag. Hmmm, ik voorzag meteen ware snurkorkesten ’s nachts. Maar het viel allemaal reuze mee. Zijn bezoek haalde thee voor mij, legde me de gang van zaken uit rond het bestellen van de avondmaaltijd en toen we na achten met zijn tweeën in onze kamer overgebleven waren, was ik al zodanig weer bij mijn positieven dat we met elkaar een kort gesprekje aanknoopten. Hij vertelde me over de dood van zijn vrouw, een half jaar geleden. De tranen sprongen hem weer in de ogen en hij schuifelde naar de wasbak om zijn neus te snuiten. Ja ja, het greep hem nog steeds aan. ‘Dat kan ik me voorstellen,’ beaamde ik. Hij schuifelde wat rond in de kamer, in zijn grote katoenen oudemannenonderbroek die hij tot ongeveer zijn oksels had opgetrokken. ‘Let maar niet op hoe ik erbij loop,’ excuseerde hij zich. ‘U vindt het toch niet erg?‘ Ik staarde naar zijn witte

oudemannenbenen en zei dat ik wel eens vaker mannenbenen had gezien. Of hij het op zijn beurt dan ook niet storend vond als ik straks in mijn blauwe nachthemdje (bijna-jurkje, tot op de knie) naar de wc ging? Tot mijn verbazing ging hij toen plotseling op de rand van mijn bed zitten. ‘Uw ogen,’ stamelde hij, ‘uw ogen doen me wat. U straalt.’ Ik lag daar half voor pampus van de pijnstillers en hij zat naast mij geëmotioneerd in zijn grote katoenen oudemannenonderbroek met zijn witte oudemannenbenen en verbonden voet en hij miste zijn vrouw, zei hij, en hij lag al een week in het ziekenhuis en zijn teen deed pijn… Ik had oprecht met hem te doen. Ik legde hem uit dat ik ook alle reden had om te stralen. ‘De operatie is voorbij en ik heb een lieve man en lieve kinderen en schoonkinderen en een tsunami aan lieve kleinkinderen. En u heeft vast een gelukkig huwelijk gehad, want u mist haar heel erg, merk ik.’ Terwijl ik mijn hand op de zijne legde, voegde ik eraan toe: ‘En nu gaat u weer terug naar uw eigen bed. Ik ga proberen of ik zelf naar de wc kan lopen.’ Wat mij LUKTE, weliswaar achter het infuusapparaat als een soort rollator, maar het feestje was er niet minder om! Mijn fabriek was zich in razend tempo aan het herstellen.

Zo toddelden wij samen de avond door. We overlegden alles met elkaar: zonwering naar beneden, gordijnen dicht, wel of niet met de deur open slapen? We waren een oprecht opknapteam, bij wijze van spreken dan. Midden in de nacht belde hij om de zuster en toen smolt ik helemaal: hij moest drukken! Het woord DRUKKEN klinkt mij zoooooo ouderwets in de oren! Ik liet onze kinderen vroeger gewoon poepen, niks mis mee. Je hebt het toch ook nooit over een DRUKluier? De volgende morgen excuseerde hij zich daarvoor. Of ik er last van had gehad? Ach welnee, we liggen toch niet voor onze lol in het ziekenhuis? Die ochtend mocht ik naar huis en namen wij afscheid van elkaar. De eerste keer dat hij me in mijn ‘echte’ kleren zag. Hij werd er verlegen van, merkte ik.

Lees ook: “ik dacht dat ze dood was”