Wat is er veel veranderd vergeleken bij vroeger, toen ik nog klein was en deel uitmaakte van een groot gezin. Drie zussen boven mij, een broertje en een klein zusje eronder. In mijn gevoel duurde de voorbereiding weken en weken. Mijn moeder kookte voor iedereen, dat was haar hobby, en de spreekkamer van mijn vader werd tijdelijk omgetoverd in een grote eetkamer, met de tafel en de stoelen uit de wachtkamer. Twee oma’s en opa, een oudere tante en haar man, wij zes kinderen en mijn zingende tante met haar echtgenoot. Volle bak dus. Echte kaarsen in de kerstboom, met emmers water ernaast voor de zekerheid dat de boom per ongeluk vlam zou vatten. Natuurlijk moesten wij aan het kerstdiner op ons paasbest uitgedost zijn, want kerstmis was een sjiek de fiep feest. Ik herinner me nog dat ik een keer met ladders in mijn nylons aan het diner aangezeten had en vurig hoopte dat niemand het in de gaten kreeg. Mijn moeder had namelijk de achterlijke regel dat je een keer per maand van haar huishoudgeld nieuwe nylons kreeg. Als ze eerder kapot gingen, waar best kans op bestond met die rottige jarretels, had je pech en moest je van je eigen zakgeld nieuwe aanschaffen. Ik liep dus regelmatig met nylons met ladders van hier tot Tokio, braaf afgedekt door mijn kniekousen. Het interesseerde me toen niet zoveel hoe ik erbij liep.

Het klapstuk van het kerstdiner was voor mij altijd het KERSTBORD. Het toetje. Dan droeg mijn moeder, geflankeerd door weetikveelwie, alle kerstborden naar binnen, de brandende sterretjes in de mandarijnen gestoken en kon het grote ruilspel gaan beginnen. Op het kerstbord lag van alles: zoals ik al eerder schreef een vette mandarijn, veel noten, grote rozijnen, chocolade in alle standen en maten en MARSEPEIN. Je moest zelf gaan taxeren wat je graag wilde hebben, anders geformuleerd: hoeveel walnoten is een stukje chocolade waard? Mijn vader ging altijd voor de walnoten. Ik verdacht mijn moeder er weleens van dat ze die gewoon uit zijn spreekkamer had gehaald en bij iedereen op het kerstbord had gelegd, maar bewijzen kon ik dat natuurlijk niet. Mijn moeder ging steevast voor de marsepein. Tegen ‘woekerprijzen’ zette ze er haar halve bord op in, tot ze tenslotte alle marsepein had weten te bemachtigen. Wij waren als kinderen altijd heel enthousiast over het kerstbord. ‘Dit is al een traditie bij mijn grootouders geweest,’ vertelde mijn vader altijd vol trots. En natuurlijk voerde ik dit kerstgebruik later ook bij onze kinderen in. En ruilde ik al mijn chocolade ook in voor de marsepein, tot ik niets meer op mijn bord had liggen. Maar mijn kinderen zeiden op een gegeven moment tegen elkaar: ‘Wel sneu voor mama, nu heeft ze niets meer over.’ Hoewel ik hun haastig verzekerde dat dat bij het kerstbord hoorde, dat was all in the game, schonken ze mij spontaan de rest van hun marsepein en ruilden onderling vrolijk verder.

En dan krijg je het grappige fenomeen dat het ene kind het kerstbord binnen twee uur op heeft gegeten en misselijk gaat slapen en het andere kind MAANDEN lang de ogen van de broer/zussen weet uit te steken door elke dag demonstratief voor hun neus een klein stukje chocolade weg te knabbelen. Toch hoor ik mijn kinderen zich tegenwoordig hardop afvragen wanneer je als kind oud genoeg zal zijn voor het kerstbord. Zal de traditie toch weer voortgezet worden…?

Lees ook: geen energie meer